Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-03-2017
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2017:38
Zaaknummer
170016
Inhoudsindicatie
Art. 13 Aw:
Inhoudsindicatie
Klagers doel - een rechtsmiddel instellen tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter - kan niet meer worden bereikt, nu de termijn voor het instellen van verzet is verstreken. De aanwijzing van een advocaat voor dat doel is zodoende zinloos geworden. Volgt ongegrond verklaring van het beklag.
Uitspraak
Beslissing
van 6 maart 2017
in de zaak 170016
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Den Haag
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 9 december 2016 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 16 januari 2017 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift is op 17 januari 2017 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van de brief van de deken d.d. 9 februari 2017.
3 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
3.1 Klager heeft op 28 november 2016 de deken verzocht om op de voet van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen met betrekking tot (het zuiveren van verstek in) een kort geding-procedure. In die procedure, waarvan de zitting plaatsvond op 24 november 2016, is klager niet verschenen en is op 6 december 2016 uitspraak gedaan.
3.2 Bij beslissing van 9 december 2016 heeft de deken het verzoek afgewezen, overwegende dat klager geen feiten en/of omstandigheden heeft gesteld, waaruit blijkt dat zijn wederpartij in de kort geding-procedure geen recht heeft op nakoming van de vaststellingsovereenkomst gesloten op 3 november 2014. Evenmin heeft klager volgens de deken feiten en/of omstandigheden gesteld op basis waarvan klager meent dat een verzetprocedure een redelijke kans van slagen heeft.
3.3 Op 6 december 2016 heeft de voorzieningenrechter te Den Haag uitspraak gedaan in de kort geding-procedure, welk vonnis op 6 december 2016 in persoon aan klager is betekend.
4 BEOORDELING
4.1 Nu het verstekvonnis op 6 december 2016 in persoon aan klager is betekend, gaat het hof ervan uit dat – uitgaande van een termijn voor het instellen van verzet van vier weken – deze termijn op 4 januari 2016 is geëindigd, zodat dat vonnis thans onherroepelijk is. Dit brengt met zich dat het beklag van klager moet worden afgewezen. Klagers doel, een rechtsmiddel instellen tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter, kan immers niet meer worden bereikt zodat aanwijzing van een advocaat voor dat doel zinloos is geworden.
4.2 Daarbij wordt ten overvloede opgemerkt dat de stukken zoals ter kennis zijn gebracht aan het hof niet leiden tot andere gevolgtrekkingen ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling van het verzoek dan die in de bestreden beslissing van de deken zijn weergegeven.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 9 december 2016 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. S.A. Boele en A.A.H. Zegers, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2017.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 6 maart 2017.