Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-08-2017

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2017:173

Zaaknummer

170150

Inhoudsindicatie

Beklag art. 13 Advocatenwet. Verzoek om aanwijzing van een advocaat voor het ondertekenen door een advocaat van het door klager zelf bij de Hoge Raad ingediende verzoek tot cassatie. Beklag ongegrond, aangezien klagers doel - een rechtsmiddel instellen tegen de uitspraak van het gerechtshof -  niet meer kan worden bereikt nu de termijn voor zowel het instellen van cassatie als het indienen van een door een advocaat ondetekend cassatieverzoek zijn verstreken.

Uitspraak

Beslissing

van 28 augustus 2017

in de zaak 170150

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 10 mei 2017 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 11 mei 2017 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op  12 mei 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-     de brief van de deken van 22 juni 2017, binnengekomen ter griffie van het hof op 28 juni 2017;

-     de brief van klager van 24 juni 2017, binnengekomen ter griffie van het hof op 26 juni 2017.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 10 juli 2017, waar klager en mevrouw mr. B namens de deken zijn verschenen. Klager heeft een pleitnota overhandigd.

3    FEITEN

3.1    Het volgende is komen vast te staan:

3.2    Klager heeft op 5 mei 2017 de deken verzocht om op voet van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen voor het ondertekenen door een advocaat van het door klager zelf bij de Hoge Raad op 1 mei 2017 ingediende verzoek tot cassatie (procesinleiding) tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 31 januari 2017. De cassatietermijn verstreek op maandag 1 mei 2017.

3.3    De Hoge Raad heeft klager bij brief van 2 mei 2017 in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 15 mei 2017 de procesinleiding, die eerder door klager op 1 mei 2017 bij de Hoge Raad was ingediend, opnieuw in te dienen, maar dan ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad.

3.4    Bij beslissing van 10 mei 2017 heeft de deken het verzoek afgewezen onder meer overwegende dat klager wel degelijk een advocaat bereid heeft gehouden hem bijstand te verlenen in een zaak waarin bijstand van een advocaat is voorgeschreven. De deken heeft uit de e-mail van klager van 5 mei 2017 afgeleid dat cassatieadvocaat mr. A klager heeft geadviseerd over het instellen van cassatieberoep en dat hij niet bereid is geweest dat in stellen, althans het door klager zelf op 1 mei 2017 bij de Hoge Raad ingediende verzoek tot cassatie te ondertekenen, nu hij daarvoor geen of onvoldoende juridische mogelijkheden zag.

3.5    In reactie hierop heeft klager bij e-mail van 10 mei 2017 de deken bericht het niet eens te zijn met zijn beslissing omdat volgens hem uit de door hem meegezonden e-mail van mr. A van 24 april 2017 blijkt dat er mogelijkheden zijn om het arrest van het gerechtshof aan te tasten. De deken heeft daarop klager dezelfde dag per e-mail bericht dat hij geen aanleiding zag om zijn standpunt te wijzigen.

4    BEOORDELING

4.1    De termijn voor het instellen van cassatie tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag van 31 januari 2017 en de vervolgens door de door Hoge Raad verleende termijn om het verzoek van klager van 1 mei 2017 als procesinleiding door een advocaat te laten indienen zijn thans verstreken. Dit brengt met zich dat het beklag van klager moet worden afgewezen. Klagers doel, een rechtsmiddel instellen tegen de uitspraak van het gerechtshof, kan immers niet meer worden bereikt zodat aanwijzing van een advocaat voor dat doel zinloos is geworden.

4.2    De opvatting van klager, als zou de Hoge Raad ook thans nog, na de ondertekening door een cassatieadvocaat, het cassatieberoep in behandeling kunnen behandelen, is onjuist. De termijn voor herstel van het verzuim is immers op 15 mei 2017 ongebruikt verstreken.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 10 mei 2017 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. H. van Loo en E.M. Soerjatin, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2017.

griffier    voorzitter    

       

De beslissing is verzonden op 28 augustus 2017.