Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:231

Zaaknummer

6820

Inhoudsindicatie

Aanwijzing van advocaat op goede gronden geweigerd nu over haalbaarheid uitvoerig en gemotiveerd negatief advies was gegeven.

Uitspraak

Beslissing van 13 september 2013

in de zaak 6820

naar aanleiding van het beklag van:

wonende te Alblasserdam 

klaagster

tegen:

 

de deken

1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klaagster heeft een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat. Bij brief van 4 april 2013 heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement A., verder te noemen ‘de deken’, geweigerd een advocaat aan te wijzen als haar advocaat voor een zaak waarin vertegenwoordiging dan wel bijstand van een advocaat verplicht is. In een klaagschrift gedateerd 30 april 2013 heeft klaagster zich beklaagd over het feit dat de deken heeft geweigerd een advocaat aan te wijzen.

2 HET GEDING BIJ HET HOF

2.1 Het klaagschrift is op 2 mei 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de brief van klaagster van 5 juni 2013;

- de brief van de deken van 21 juni 2013 met afschriften van de onderliggende stukken;

- de brief van klaagster van 28 juni 2013;

- de antwoordmemorie van de deken;

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 15 juli 2013, waar niemand is verschenen. Klaagster en de deken hebben tevoren laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.

3 FEITEN

3.1 Het volgende is komen vast te staan:

Naar aanleiding van een brief van klaagster van 7 april 2011 heeft de deken te B. de advocaat mr. C. aangewezen om een advies uit te brengen over de mogelijkheden om het arrest d.d. 1 november 2006 van het Gerechtshof ’s-Gravenhage aan te vechten. Dit arrest  bekrachtigt het in eerste aanleg gegeven oordeel over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waarin klaagster en haar ex-echtgenoot gehuwd zijn geweest. In haar uitvoerig gemotiveerd advies heeft mr. C. geconcludeerd dat zij geen kansen zag om het arrest en de verdeling aan te tasten.

Een verzoek van klaagster van 21 september 2011 om nogmaals een advocaat aan te wijzen is door de deken te B. afgewezen. De deken achtte na het negatieve advies geen verplichting aanwezig om opnieuw een advocaat aan te wijzen op grond van artikel 13 Advocatenwet. Over deze beslissing heeft klaagster beklag gedaan bij het Hof van Discipline, dat het beklag bij beslissing van 12 maart 2012 (6224) ongegrond heeft verklaard.

Op 26 maart 2013 heeft de deken te A. van klaagster een verzoek ontvangen, strekkend tot aanwijzing van een advocaat, omdat klaagster - nog immer - het arrest van het Gerechtshof te ’s-Gravenhage over de boedelverdeling wil aanvechten. Omdat dit verzoek zag op hetzelfde feitencomplex als de eerdere verzoeken van klaagster tot aanwijzing van een advocaat heeft de deken het verzoek van klaagster bij brief van 4 april 2013 afgewezen.

4 BEOORDELING

Het hof heeft in de beslissing van 12 maart 2012 overwogen dat de deken te C. op goede gronden heeft geweigerd te voldoen aan het verzoek van klaagster tot aanwijzing van een advocaat, nu mr. B. over de haalbaarheid van de zaak een uitvoerig en gemotiveerd negatief advies had gegeven, klaarblijkelijk na grondige bestudering van de stukken, en er geen aanleiding bestond om aan te nemen dat dit advies onjuist zou zijn.

Het onderhavige verzoek van klaagster ziet wederom op het openbreken van de boedelverdeling. Klaagster heeft geen (nieuwe) argumenten aangevoerd op grond waarvan het hof, opnieuw oordelend, alsnog zou moeten concluderen dat het door mr. B. uitgebrachte advies onjuist was. De deken heeft het verzoek van klaagster dan ook terecht afgewezen.

Het beklag dient ongegrond te worden verklaard.

 

 BESLISSING

Het Hof van discipline:

verklaart het beklag van klaagster over  de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ’s-Gravenhage van 2 mei 2013 ongegrond.

 

De beslissing is verzonden op 13 september 2013.