Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-06-2017
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2017:135
Zaaknummer
170070
Inhoudsindicatie
Beklag ex artikel 13 Advocatenwet. Klaagster verzoekt voor de vierde keer om aanwijzing van een advocaat met betrekking tot hetzelfde feitencomplex. Beklag ongegrond.
Uitspraak
Beslissing
van 26 juni 2017
in de zaak 170070
naar aanleiding van het beklag van:
klaagster
tegen:
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klaagster heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [plaats], verder te noemen ‘de deken’, op 16 januari 2017 een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 24 januari 2017 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 6 maart 2017 heeft klaagster zich beklaagd over het feit dat de deken haar verzoek heeft afgewezen.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift is op 6 maart 2017 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de brief van de deken van 6 december 2016.
2.3 De zaak is door het hof in raadkamer behandeld op 12 mei 2017.
3 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
3.1 Klaagster wenst een procedure aan te spannen tegen een privaatrechtelijke rechtspersoon en tegen een gemeente. Haar verzoek van 24 januari 2017 aan de deken tot aanwijzing van een advocaat is het vierde verzoek met betrekking tot hetzelfde feitencomplex, dat door de deken is afgewezen en waarvan klaagster bij het hof beklag heeft gedaan.
3.2 De voorgaande beklagzaken zijn door het hof ongegrond verklaard. In de derde beklagzaak met zaaknummer 160290 heeft het hof op 3 april 2017 uitspraak gedaan en onder meer overwogen als volgt:
Ook bij dit nieuwe verzoek op grond van artikel 13 lid 1 Advocatenwet baseert klaagster zich op haar geschil uit 2013 met B en haar verwijten jegens de gemeente […] wegens […].
Dat is hetzelfde feitencomplex waarvoor klaagster al twee maal eerder tevergeefs om aanwijzing van een advocaat heeft verzocht. Destijds hebben al verschillende advocaten naar de zaak gekeken, kennelijk zonder dat een van hen een reële mogelijkheid heeft gezien de zaak vanuit welke invalshoek dan ook – civielrechtelijk, strafrechtelijk, bestuursrechtelijk – aan te kaarten. Klaagster heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die nu tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Er is mitsdien niet gebleken dat de zaak enige reële kans van slagen heeft. Bovendien is niet aannemelijk geworden dat het hier een zaak betreft waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden. De deken heeft het verzoek van klaagster dus terecht afgewezen; het beklag van klaagster tegen de beslissing van de deken is ongegrond.
4 BEOORDELING
4.1 De deken heeft het verzoek van klaagster van 16 januari 2017 afgewezen, enerzijds omdat op de rechtsgebieden waarvoor klaagster aanwijzing van een advocaat heeft verzocht geen rechtsbijstand van een advocaat verplicht is en anderzijds omdat hetgeen klaagster heeft aangevoerd nog steeds betrekking heeft op hetzelfde feitencomplex en de aangevoerde gronden de deken geen aanleiding hebben gegeven anders te oordelen dan op de eerdere verzoeken.
4.2 Uit het klaagschrift kan worden opgemaakt dat klaagster zich wederom op hetzelfde feitencomplex baseert en dat zij als ‘nieuwe grond’ aanvoert dat zij (thans) geen natuurlijke persoon/personen zou willen dagvaarden maar rechtspersonen, zulks onder verwijzing naar meerdere wetsartikelen. Anders dan klaagster meent, brengt de in het klaagschrift door klaagster gepresenteerde invalshoek niet mee dat sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden waarmee eerder geen rekening is of kon worden gehouden. Het verzoek van klaagster is door de deken terecht afgewezen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [plaats] van 24 januari 2017 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, P.T. Gründemann, G.J.L.F. Schakenraad en D.J.B. de Wolff, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2017.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 26 juni 2017.