Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-09-2017

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2017:191

Zaaknummer

170171

Inhoudsindicatie

Art. 13 Adv.W.

Inhoudsindicatie

Het hof constateert een herhaling van zetten. Ook nu weer zijn door klaagster genoemde problemen terug te voeren op de problemen waarvoor zij eerder tevergeefs om aanwijzing van een advocaat heeft gevraagd. Klaagster onderbouwt niet dat sprake is van gewijzigde omstandigheden die aanleiding zouden kunnen geven dit beklag anders te beoordelen dan eerder is gedaan. Het beklag wordt andermaal ongegrond verklaard.

Uitspraak

Beslissing                                   

van 29 september 2017

in de zaak 170171

    naar aanleiding van het beklag van:

klaagster

tegen:

de Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Amsterdam

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klaagster heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 25 april 2017 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 27 april 2017 heeft klaagster zich beklaagd over het feit dat de deken haar verzoek heeft afgewezen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 4 mei 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de brief van klaagster aan het hof van 12 juni 2017;

-    de brief van de deken aan het hof van 28 juni 2017.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 september 2017, waar geen van partijen is verschenen.

3    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan.

3.1    Bij beslissing van 21 maart 2014 heeft dit hof een verzoek van klaagster ex artikel 13 Advocatenwet ongegrond verklaard (zaaknummer 7029). Uit die beslissing blijkt dat klaagster de deken heeft gevraagd een advocaat toe te wijzen voor een

“scala van problemen, voortvloeiend uit één geheel, kort gezegd: het ondersteunen e.d. bij lopende art. 12 Sv procedure, het indienen van een verzoek in kader van art. 327 BW incl. 1b, 1f1, tezamen met herstel ouderlijk gezag en beëindiging uithuisplaatsing, incl. schadeclaim huisvesting, sociale zekerheid/bestuursrecht incl. verzekeringsrecht incasso en schadeclaim media/communicatiezaken zoals post/internet/tel.”

Uit die beslissing blijkt verder dat de betreffende kwesties geen betrekking hadden op zaken waarvoor verplichte bijstand of voorgeschreven vertegenwoordiging door een advocaat geldt, met uitzondering van de kwestie over het gezag van de zoon van klaagster. Ten aanzien van die laatste kwestie heeft het hof in deze beslissing overwogen dat op grond van verkregen informatie van klaagster en mr. M de deken tot de conclusie is gekomen dat een juridische procedure tot wijziging van het gezag geen enkele kans van slagen heeft en klaagster geen argumenten heeft aangevoerd ter bestrijding van deze conclusie.

3.2    Bij beslissing van 26 januari 2015 heeft dit hof andermaal een verzoek van klaagster ex artikel 13 Advocatenwet ongegrond verklaard (zaaknummer 7335). Uit die beslissing blijkt dat het hof heeft verwezen naar de brief van 1 oktober 2014 van de deken waarin staat dat dit tweede verzoek van klaagster hetzelfde scala aan problemen betrof als het verzoek dat is uitgemond in de beslissing van het hof van 21 maart 2014. Het hof heeft in die beslissing overwogen geen reden te zien om het beklag tegen dit herhaald verzoek van klaagster anders te beoordelen dan het beklag in de zaak met nummer 7029 en daarom het beklag ongegrond verklaard.

3.3    Bij brief van 21 april 2017 heeft klaagster de deken wederom gevraagd een advocaat toe te wijzen op grond van art. 13 Advocatenwet met expertise op het terrein van het belastingrecht, verzekeringsrecht en personen- en familierecht. Dit verzoek is door de deken bij beslissing van 25 april 2017 andermaal afgewezen.

3.4    Klaagster heeft zich beklaagd over deze beslissing van de deken. Zij stelt problemen te hebben op het gebied van personen- en familierecht, verzekerings-recht en belastingrecht en huisvesting in combinatie met strafrecht. Zij stelt dat de deken ten onrechte terugkomt op de oude bij hem ingediende zaak die uiteindelijk tot een beslissing van dit hof heeft geleid. Volgens klaagster betreffen de problemen ingewikkelde dossiers; ingewikkeld omdat de materie niet zo eenvoudig is voor een leek en ingewikkeld omdat ze al geruime tijd lopen en inmiddels op een niveau zijn aanbeland waarop indringend rechtsbijstand door een deskundig advocaat gewenst dan wel verplicht is.

4    BEOORDELING

Het hof constateert een herhaling van zetten. Ook nu weer zijn door klaagster genoemde problemen terug te voeren op de problemen waarvoor zij eerder tevergeefs om aanwijzing van een advocaat heeft gevraagd. Klaagster onderbouwt niet dat sprake is van gewijzigde omstandigheden die aanleiding zouden kunnen geven dit beklag anders te beoordelen dan eerder is gedaan. Het beklag dient andermaal ongegrond te worden verklaard.

   

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 25 april 2017 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, H.J. de Groot, M. Pannevis en M.L.J.C. van Emden-Geenen, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2017.

   

griffier    voorzitter    

       

De beslissing is verzonden op 29 september 2017.