Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-02-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:29

Zaaknummer

150105

Inhoudsindicatie

Beklag artikel 13 Advocatenwet ongegrond. Geen nieuwe feiten gesteld. Verzoek van deken om te bepalen dat hij een volgend verzoek tot aanwijzing van een advocaat niet in behandeling hoeft nemen, wordt wegens het ontbreken van een wettelijke grondslag afgewezen.

Uitspraak

Beslissing

van 1 februari 2016   

in de zaak 150105

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement […], verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 9 oktober 2015 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 30 oktober 2015 heeft klager zich beklaagd over de afwijzing.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 30 oktober 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de brief van de deken aan het hof van 17 november 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 december 2015, waar klager en de deken zijn verschenen.

3    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

3.1     Klager heeft de deken verzocht op de voet van artikel 13 lid 1 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen om een procedure te voeren tegen de gemeente B en de gemeente E. Bij brief van 9 oktober 2015 heeft de deken het verzoek afgewezen onder meer omdat klager dit verzoek al vaker heeft gedaan en de deken deze verzoeken toen heeft afgewezen, hetgeen door het Hof van Discipline (hierna: het hof) is gesanctioneerd, de zaak als kansloos wordt beoordeeld en bovendien voor het opstellen van brieven niet noodzakelijkerwijs rechtsbijstand van een advocaat nodig is.

3.2    Klager heeft het thans voorliggende verzoek al eerder gedaan onder meer in 2009 en 2014. Die verzoeken zijn toen afgewezen door de deken en het hof heeft bij beslissingen van respectievelijk 11 december 2009 (nummer 5562) en 22 september 2014 (nummer 7151) het door klager hiertegen ingesteld beklag ongegrond verklaard. Daartoe heeft het hof in zijn beslissing van 22 september 2014 overwogen:

“4.1 De deken heeft in zijn beslissing van 6 mei 2014 aangevoerd niet tot aanwijzing van een advocaat over te gaan omdat:

-     klager over de kwestie waarover hij wil procederen tegen de gemeente B en de gemeente E al een onherroepelijke uitspraak heeft gekregen;

-    de herroepingsprocedure die klager aanhangig heeft gemaakt is afgewezen;

-     klagers eerdere verzoek aan de deken tot aanwijzing van een advocaat voor hetzelfde probleem in 2009 door de deken is afgewezen en het Hof van Discipline bij beslissing van 11 december 2009 onder nummer 5562 het beklag van klager hiertegen heeft afgewezen;

            (…)

4.3. Het hof onderschrijft de eerste drie gronden van de deken als dragend voor de afwijzing en maakt deze tot de zijne. Het hof oordeelt dat het beklag van klager daarom ongegrond dient te worden verklaard.”

3.3    In het huidige verzoek zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden gesteld.

4    BEOORDELING

4.1    Nu klager geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft gesteld die aanleiding zouden kunnen zijn voor een nieuwe beoordeling van zijn verzoek wijst het hof het beklag af als ongegrond.

4.2    De deken heeft het hof verzocht te bepalen dat hij een volgend verzoek van klager tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocaten niet in behandeling zal hoeven te nemen. Omdat hiervoor een wettelijke grondslag ontbreekt, wordt dit verzoek afgewezen.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement […] van 9 oktober 2015 ongegrond;

wijst het verzoek van de deken af.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A.B.A.P.M Ficq, J.H.J.M. Mertens-Steeghs, R.H. Broekhuijsen en V. Wolting, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Kikkert, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2016.

griffier    voorzitter                           

De beslissing is verzonden op 1 februari 2016.