Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-09-2012

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2012:YA3485

Zaaknummer

6396

Inhoudsindicatie

Deken wees verzoek tot aanwijzing van een advocaat af vanwege gebrek aan kans op enig succes en, in een andere kwestie, vanwege het feit dat geen vertegenwoordiging door een advocaat vereist was. Beklag tegen beslissing van de deken ongegrond.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 17 september 2012

in de zaak 6396

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Breda

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat. Bij brief van 5 maart 2012 heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda, verder te noemen ‘de deken’, geweigerd een advocaat aan te wijzen als zijn advocaat voor een zaak waarin vertegenwoordiging dan wel bijstand van een advocaat verplicht is. In een klaagschrift gedateerd 7 april 2012 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken heeft geweigerd een advocaat aan te wijzen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 11 april 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van de deken;

-    de brief van klager aan het hof van 11 juni 2012;

-    de brief van klager aan het hof van 18 juni 2012;

-    de brief van klager aan het hof van 21 juni 2012;

-    de brief van klager aan het hof van 25 juni 2012.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 6 juli 2012, waar klager en mr. L. namens de deken zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    FEITEN

Het gaat in deze zaak om twee kwesties.

De eerste kwestie betreft het volgende. Klager stelt dat opvolgende dekens in Breda in gebreke zijn gebleven hem in de periode vanaf 1994 een advocaat aan te wijzen. Daarover heeft klager in 1999 bij het Ministerie van Justitie geklaagd. Vervolgens heeft bij de Nationale ombudsman klachten ingediend tegen (een ambtenaar van) het Ministerie van Justitie over de beantwoording van een brief van 4 juni 1999 en het niet reageren op een klacht. De klachten zijn gegrond bevonden (rapport 2000/303 d.d. 7 september 2000). Volgens klager heeft een onbekend gebleven medewerker van het Juridische Loket te Tilburg uit dit rapport de conclusie getrokken dat hij een schadepost heeft van 1 tot 2 miljoen euro. Klager wil aanwijzing van een advocaat om deze schade te realiseren.

Uit het relaas in klagers brief van 7 november 2011 valt op te maken dat deken mr. X. drie advocaten heeft aangewezen en deken mr. Y. één. De aangewezen advocaten hebben niets kunnen bereiken voor klager. De te voeren procedures betreffen een onrechtmatige echtscheiding en opgelegde alimentatie, een onrechtmatige prostaatkankeroperatie en een onrechtmatige detente in 1995/1996. Ook wordt gesproken over bedrog door huisartsen.

De tweede kwestie betreft een verbod op tot toegang tot een verzorgingsflat waar klager tot in 2008 heeft gewoond.

4    BEOORDELING

4.1    De deken heeft het verzoek tot aanwijzing van een advocaat afgewezen enerzijds op de grond dat hem niet was gebleken dat klager voldoende pogingen had gedaan om rechtsbijstand te verkrijgen en anderzijds dat onvoldoende was uiteengezet wat de rechtsgrond voor de schadevergoeding zou kunnen zijn, zo deze vordering niet al verjaard zou zijn.

4.2    Het hof is met de deken van oordeel dat niet gebleken is van een toereikende grondslag voor een met kans op succes te voeren procedure tegen de dekens, of de Nederlandse orde, vanwege de weigeringen van dekens om klager een advocaat aan te wijzen. Evenmin heeft het hof een aanwijzing gekregen voor het bestaan van een schadevordering jegens de dekens. Het hof heeft voor de weigeringen om een advocaat aan te wijzen geen aanknopingspunten gevonden. Brieven van de opvolgende dekens waaruit een weigering kan blijken zijn niet overgelegd. Voor zover er weigeringen zijn geweest stond klager de weg naar het hof open. Daarvan heeft hij ook in ieder geval twee keer gebruik gemaakt. Er zijn, ook naar de stellingen van klager, advocaten aangewezen die de achterliggende kwesties kennelijk hebben beoordeeld maar ontoereikend hebben bevonden voor het aanvangen van een rechtsgeding. Dat hun adviezen onjuist zijn of aanleiding hadden behoren te geven andere advocaten aan te wijzen is niet gebleken. Daarmee konden de dekens die kwesties als afgedaan beschouwen. Het rapport van de Nationale ombudsman betreft de handelwijze van het Ministerie van Justitie. De door de Nationale ombudsman vastgestelde tekortkomingen in de correspondentie tussen klager en dit ministerie geven op zich zelf genomen geen aanleiding voor een schadevergoedingsactie, in het bijzonder niet tegen de dekens. Het advies van de medewerker van het Juridisch loket was mondeling gegeven. De inhoud is onbekend gebleven zodat het hof aan dat advies geen argument kan ontlenen voor een andersluidend  oordeel.

       

4.3    Ten aanzien van de kwestie rond de toegang tot de verzorgingsflat is het hof van oordeel dat er bijstand noch procesvertegenwoordiging van een advocaat vereist is nu klager ter zitting heeft aangegeven dat hem thans toegang wordt verleend (voor religieuze bijeenkomsten) waarmee hij genoegen neemt. Bovendien is niet gebleken van een rechtsgrond voor de verplichting om klager toe te laten. Van door klager geleden schade vanwege de weigering tot toegang (op schaakavonden; klager schaakt nu elders) is het hof niet gebleken.

4.4    Het hof ziet mitsdien geen grond om de deken te gelasten een advocaat aan te wijzen.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Breda van 5 maart 2012 ongegrond.

Aldus gewezen op 6 juli 2012 door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop, W.K. van Duren en W.J. van Andel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Hendrix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2012.