Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-06-2013
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2013:100
Zaaknummer
6664
Inhoudsindicatie
Deken heeft terecht geoordeeld dat procedure kansloos is en verzoek tot aanwijzing advocaat afgewezen.
Uitspraak
Beslissing van 3 juni 2013
in de zaak 6664
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klager heeft een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat. Bij brief van 20 december 2012 heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant, verder te noemen ‘de deken’, geweigerd een advocaat aan te wijzen als zijn advocaat voor een zaak waarin vertegenwoordiging dan wel bijstand van een advocaat verplicht is. In een klaagschrift gedateerd 4 januari 2013 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken heeft geweigerd een advocaat aan te wijzen.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift is op 4 januari 2013 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van de deken;
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 april 2013, waar klager en zijn gemachtigde zijn verschenen. De deken is verschenen bij mr. L., lid van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant. Klagers gemachtigde heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.
3 FEITEN
3.1 Het volgende is komen vast te staan:
3.2 Klager heeft bij brief van 31 juli 2012 de deken verzocht om aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 Advocatenwet.
Bij brief van 17 augustus 2012 heeft klager uiteengezet dat hij een procedure wil voeren uit hoofde van onrechtmatige daad tegen de (afdeling Brabant 2000 van de N.P.O.) bij wie hij in dienst was tot 2002.
Ter onderbouwing van de gestelde onrechtmatige daad heeft klager aangevoerd dat hem begin 2002 ontslag is aangezegd omdat hij een aantal misstanden aan het licht had gebracht. De gebeurtenissen verband houdende met zijn optreden en de reacties van en namens N.P.O. hebben vervolgens psychische problemen veroorzaakt, waardoor hij niet (eerder) in staat was rechtsmaatregelen te nemen.
3.3 Bij brief van 12 september 2012 is namens de deken aan klager bericht dat een procedure uit hoofde van het arbeidsrecht niet meer kon plaats vinden wegens verjaring van de vordering. Voor een beoordeling van een vordering uit onrechtmatige daad is om nadere informatie verzocht onder meer omtrent de schade en het causale verband tussen het handelen van de werkgever en de schade. De deken heeft vervolgens een brief ontvangen gedateerd 6 november 2012 van psychiater waarbij een verklaring van 23 mei 2012 was mee gezonden. In die verklaring is onder meer vermeld dat klager sedert 1992 onafgebroken in zorg is bij GGZWNB en haar voorgangers en dat er in 2005 en 2009 sprake was van exacerbatie (= verergering nt hof) van de klachten.
3.4 Bij brief van 20 december 2012 heeft de deken het verzoek om aanwijzing afgewezen omdat een procedure (tegen de voormalig) werkgever kansloos werd geacht. De deken deelde voorts mee dat er geen (begin van) bewijs is aangedragen waarop met vrucht een beroep op de lange verjaringstermijn van 20 jaar kan worden gedaan.
3.5 In de pleitnota namens klager ingediend is gesteld dat het niet “het criminele handelen uit de jaren 2000 -2001 is, die tot een civiele procedure dwingen. Nee het betreft hier de geestelijke mishandeling van de jaren 2004/2005 en later. “
4 BEOORDELING
4.1 Het hof begrijpt uit de stellingen van klager en uit de door hem overgelegde correspondentie dat bij klager de overtuiging leeft dat hij slachtoffer is geworden van geestelijke mishandeling en dat hij daar onder lijdt.
Het hof heeft echter niet kunnen vaststellen dat er enige grond is voor bijstand door een advocaat .De verstrekte informatie geeft geen inzicht dat er causaal verband bestaat tussen het door klager aan zijn voormalige werkgever verweten gedrag en zijn psychische schade terwijl er ook geen aanwijzingen zij waaruit kan worden afgeleid dat een vordering tegen de voormalige werkgever uit onrechtmatige daad niet is verjaard. De deken heeft dan ook terecht geoordeeld dat een procedure kansloos is en onder verwijzing naar artikel 13 lid 3 Advocatenwet terecht het verzoek afgewezen.
BESLISSING
Het Hof van discipline:
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 20 december 2012 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop, H.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2013.