Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:15

Zaaknummer

7272

Inhoudsindicatie

De deken behoefde aan klaagster geen advocaat aan te wijzen voor een procedure die geen redelijke kans van slagen had en ook omdat klaagster niet kon aantonen inspanning te hebben verricht om zelf een advocaat te vinden

Uitspraak

                                   

Beslissing van 19 januari 2015

in de zaak 7272

    

naar aanleiding van het beklag van:

klaagster

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Den Haag

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klaagster heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 1 september 2014 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 7 september 2014 heeft klaagster zich beklaagd over het feit dat de deken haar verzoek heeft afgewezen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 9 september 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van de deken;

-    brief van klaagster aan het hof van 7 oktober 2014;

-    brief van klaagster aan het hof van 9 november 2014.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 1 december 2014, waar geen van de partijen is verschenen.

3    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

Klaagster heeft een verzoek ingediend bij de deken tot aanwijzing van een advocaat. Klaagster stelt dat zij een grondwettelijk recht heeft tot aanwijzing van een advocaat. Zij wil een procedure tegen de Staat wil beginnen omdat zij een groot aantal jaren geen medische zorg heeft ontvangen. Bij brief van 1 september 2014 heeft de deken dit verzoek afgewezen op de navolgende gronden:

De deken heeft gesteld dat er geen sprake is van een procedure met enig kans op succes, omdat klaagster zelf stelt dat zij wel medische zorg heeft gekregen, maar dat deze zorg niet adequaat was. Tevens heeft de deken naar voren gebracht dat klaagster niet heeft gesteld of onderbouwd dat zij zelf vergeefse pogingen heeft ondernomen om een advocaat te vinden.

4    BEOORDELING

Met de deken in zijn brief van 1 september 2014 is het hof van oordeel dat klaagsters geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit kan worden afgeleid dat de Staat der Nederlanden enige rol heeft gehad met betrekking tot de verstrekte medische behandeling die onderwerp zouden kunnen zijn in een door haar gewenste procedure. Onder deze omstandigheden heeft een vordering tegen de Staat geen redelijke kans van slagen.

Eveneens is niet gebleken dat klaagster zich moeite heeft getroost om een advocaat te vinden die haar zaak zou willen voeren. Artikel 13 van de Advocatenwet bepaalt immers dat een rechtszoekende die niet tijdig een advocaat bereid vindt hem of haar zijn diensten te verlenen de deken om aanwijzing van een advocaat kan verzoeken. Niet gesteld of gebleken is dat klaagster (voldoende) inspanning heeft verricht zelf een advocaat te vinden.

Dit leidt tot de conclusie dat de deken het verzoek terecht heeft afgewezen. Het beklag van klaagster is derhalve ongegrond.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 1 september 2014 ongegrond.

Aldus gewezen op 1 december 2014 door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A. Beker, T. Zuidema, D.J. Markx, M. Pannevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. G.E. Muller, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2015.