Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-12-2017
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2017:211
Zaaknummer
17-230/DB/ZWB
Inhoudsindicatie
Door communicatie met de Spaanse advocaat te voeren en mede de strategie te bepalen heeft verweerder als advocaat voor klaagster opgetreden. Het betitelen van een mail van klaagster als moppermail is ongelukkig, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Van de traagheid bij de behandeling van de zaak kan verweerder geen verwijt worden gemaakt, aangezien hij geen feitelijke zeggenschap over de Spaanse advocaat heeft en dus ook niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de voortvarendheid waarmee het dossier is behandeld.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 18 december 2017
in de zaak 17-230/DB/ZWB
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 12 september 2016 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 15 maart 2017 met kenmerk K16-112 , door de raad ontvangen op 17 maart 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 november 2017 in aanwezigheid van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor bedoelde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Op 14 januari 2014 vindt een gesprek plaats tussen klaagster en verweerder. Klaagster geeft daarbij aan dat zij op zoek is naar een Spaanse advocaat die haar kan helpen met een geschil met een Spaanse bank. Verweerder legt contact tussen klaagster en de Spaanse advocaten van zijn kantoor, die zich vervolgens inhoudelijk met de zaak bezig houden.
2.2 Klaagster is van mening dat bij het hoofdkantoor van de Spaanse bank een klacht moet worden ingediend. De Spaanse advocaat is dat in eerste instantie niet met haar eens. Op 8 april 2014 verzoekt klaagster de Spaanse advocaat om over te gaan tot het indienen van een klacht bij het hoofdkantoor. Klaagster probeert vervolgens op verschillende momenten contact met de Spaanse advocaat te krijgen, maar zonder succes. Op 16 juni 2014 schrijft klaagster daarom een mail aan verweerder en doet haar beklag over het handelen van de Spaanse advocaat. Op 26 september 2014 heeft klaagster zich nogmaals bij verweerder beklaagd over het handelen van de Spaanse advocaat. Vervolgens vindt op 4 november 2014 een gesprek plaats tussen klaagster en verweerder om over het handelen van de Spaanse advocaat te spreken.
2.3 Op 8 december 2014 stuurt klaagster een uitvoerige e-mail aan verweerder waarin zij aangeeft waarom zij ontevreden is over de dienstverlening van de Spaanse advocaat en waarom zij zich, door zowel de Spaanse advocaat als door verweerder, niet serieus genomen voelt in haar klachten. Verweerder reageert daarop bij mail van 9 december 2014 en betitelt de mail van klaagster als een moppermail, waarop verder niet inhoudelijk wordt gereageerd.
2.4 Op 28 januari 2015 informeert klaagster bij verweerder naar de stand van zaken en geeft tevens aan dat zij zich genoodzaakt voelt een klacht bij de Orde van Advocaten in te dienen, indien door verweerder niet wordt gereageerd. Verweerder reageert nog diezelfde dag en verzoekt klaagster om hem niet te bedreigen, aangezien dat de zaak niet helpt.
2.5 Klaagster mailt vervolgens op 31 maart 2015 aan verweerder en vraagt wederom aandacht voor haar dossier. Klaagster geeft aan boos en teleurgesteld te zijn over de wijze waarop in Spanje met haar dossier wordt omgegaan en geeft tevens aan dat zij zich in haar klachten door verweerder niet serieus genomen voelt. Op 11 mei 2015 mailt klaagster nogmaals naar verweerder en vraagt om een oplossing. Verweerder geeft diezelfde dag nog aan dat hij later inhoudelijk zal reageren. Op 26 mei 2015 vraagt klaagster aan verweerder waar de reactie blijft. Verweerder reageert vervolgens op 28 mei 2015 uitvoerig en geeft klaagster aan dat zij een klacht in Spanje moet indienen omdat de zaak is behandeld door Spaanse advocaten en niet door verweerder.
2.6 Klaagster wendt zich vervolgens met haar klacht van 12 september 2016 tot de deken.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. de communicatie tussen klaagster en verweerder niet goed verliep;
2. verweerder de zaak niet voortvarend behandeld heeft.
4 VERWEER
4.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij geen inhoudelijke bemoeienis heeft gehad met het dossier. Verweerder erkent dat klaagster zich in januari 2014 tot hem heeft gewend met een Spaanse kwestie. Verweerder heeft die kwestie met klaagster besproken en heeft het dossier daarna overgedragen aan zijn kantoor in Barcelona. Het dossier is volgens verweerder daar in behandeling genomen.
4.2 Verweerder was vervolgens uitsluitend betrokken als bemiddelaar toen klaagster klachten over de behandelend advocaten van het kantoor in Spanje had. Verweerder is van mening dat hij voldoende tijd heeft gespendeerd aan de klachten van klaagster en wijst erop dat hij klaagster op 28 mei 2015 uitgebreid schriftelijk heeft geïnformeerd over de activiteiten die door zijn Spaanse collega’s zijn verricht. Verweerder heeft toen eveneens aangegeven dat klaagster zich met haar klacht tot de deken in Spanje moest wenden.
4.3 Verweerder erkent dat hij de mails met klachten van verweerster als gemopper heeft afgedaan en geeft toe dat dit ongelukkig is, maar dat is volgens verweerder niet klachtwaardig.
5 BEOORDELING
Klachtonderdeel 1
5.1 Klaagster beklaagt zich over de communicatie met verweerder. Verweerder stelt dat hij niet als advocaat is opgetreden, maar enkel als bemiddelaar (zonder overigens als bemiddelaar de hoedanigheid van advocaat te verliezen). Klaagster heeft zich tot verweerder gewend met een probleem in Spanje. Verweerder heeft haar vervolgens doorverwezen naar advocaten van zijn kantoor aldaar. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd verklaard dat hij de zaak meermalen inhoudelijk met klaagster en de Spaanse advocaten heeft besproken en dat door verweerder de te volgen strategie mede is bepaald. Ook heeft verweerder de communicatie met de Spaanse advocaten overgenomen van klaagster en communiceerde klaagster vrijwel uitsluitend met verweerder. In die omstandigheden is de raad van oordeel dat verweerder wel degelijk als advocaat heeft gehandeld en niet alleen maar als bemiddelaar.
5.2 Klaagster heeft zich er over beklaagd dat de communicatie met verweerder te wensen over liet. De raad is van oordeel dat het klachtdossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om vast te stellen dat verweerder door gebrekkige communicatie met klaagster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat verweerder niet zou hebben gereageerd op e-mails of andere verzoeken om communicatie van klaagster. Klaagster heeft erkend dat er diverse gesprekken met verweerder zijn gevoerd waarbij de zaak is besproken. Klaagster erkent ook dat verweerder de communicatie met de advocaten in Spanje van haar heeft overgenomen. Verweerder heeft toegegeven dat het betitelen van een e-mail van klaagster als moppermail onverstandig en achteraf gezien ongelukkig was, maar de raad is van oordeel dat het betitelen van deze mail als moppermail niet dusdanig ernstig is dat verweerder daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Zulks geldt temeer gelet op het feit dat de e-mail is verstuurd vlak na een uitvoerige bespreking waarin verweerder klaagster heeft uitgelegd wat de stand van zaken was en wat haar verdere mogelijkheden waren. Het eerste klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel 2
5.3 Klaagster verwijt verweerder daarnaast dat hij niet voortvarend zou hebben gehandeld. De raad is van oordeel dat verweerder niet kan worden verweten dat de zaak in Spanje lang is blijven liggen of niet voortvarend behandeld is, aangezien verweerder op het kantoor in Spanje geen feitelijke zeggenschap heeft. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij wellicht formeel bestuurder van het kantoor in Spanje zou kunnen zijn, maar verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij geen feitelijke zeggenschap heeft omdat de advocaten aldaar zelfstandig werken en niet onder leiding van verweerder staan. Voor wat betreft haar klacht over de voortvarendheid waarmee haar zaak is behandeld, dient klaagster zich derhalve tot de Spaanse advocaten te wenden. Verweerder kan hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Ook het tweede klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond;
Aldus beslist door mr. M.T. van Vliet, voorzitter, mrs. A.L.W.G. Houtakkers en U.T. Hoekstra, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek , als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 december 2017.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 18 december 2017
verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl