Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-12-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:215

Zaaknummer

17-964/DB/OB

Inhoudsindicatie

Niet is komen vast te staan dat werkzaamheden die aan BV in rekening zijn gebracht betrekking hadden op werkzaamheden voor de bestuurder in privé. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 20 december 2017

in de zaak 17-964/DB/OB

 

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                                               klager

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 21 november 2017 met kenmerk 48/17073K, door de raad ontvangen op 23 november 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1       De personal holding van klager, verder te noemen V BV, is enig aandeelhouder en bestuurder van de vennootschap N BV, voorheen genaamd L BV.

1.2       V BV en de personal holding van de heer W, verder te noemen W BV, waren bestuurder van en beiden voor 50% aandeelhouder in L BV.

1.3       Op 28 januari 2016 heeft de heer W zich voor een consult tot verweerder gewend. Verweerder heeft voor zijn werkzaamheden op 28 januari 2016 in februari 2016 een declaratie toegezonden aan L BV, welke declaratie door L  BV is behouden en voldaan.

1.4       Op 17 oktober 2016 is een ontvlechtingovereenkomst ondertekenend tussen V BV en W BV, waarbij de aandelen in L BV door W BV tegen betaling werden overgedragen aan V BV, van welke vennootschap klager 100% aandeelhouder is. Verweerder heeft de heer W en diens persoonlijke holding W BV, bij voormelde aandelenoverdracht bijgestaan. Klager en V BV werden in deze bijgestaan door mr. X.

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

verweerder een declaratie heeft toegezonden aan en betaald heeft gekregen door L BV voor werkzaamheden die niet zijn verricht voor L BV maar voor de heer W in privé.

 

3             VERWEER

3.1       De factuur van februari 2016 heeft betrekking op een bezoek op 28 januari 2016 van de heer W in diens hoedanigheid van bestuurder van L BV aan verweerder. Aangezien de werkzaamheden van verweerder betrekking hadden op een bestuursaangelegenheid van W BV c.q. de heer W als bestuurder van L BV was verweerder gerechtigd om –conform instructie van de heer W- zijn honorarium door te belasten aan L BV. De geheimhoudingsplicht van verweerder staat hem eraan in de weg om in het kader van de klachtprocedure inhoudelijke mededelingen te doen over de aard van het consult op 28 januari 2016. De vennootschap heeft de factuur ontvangen en voldaan. De gefactureerde werkzaamheden hadden geen betrekking op privé zaken van de heer W.

3.2       Klager had als (indirect) bestuurder van L BV volledig toegang tot de administratie van die vennootschap. Door klager noch door diens advocaat is in de ontvlechtingsperiode van september – 17 oktober 2016 enige vraag gesteld over de factuur van verweerder van februari 2016. Partijen hebben elkaar in de ontvlechtingsovereenkomst finale kwijting over en weer verleend. Eerst nadat verweerder V BV sommeerde om aan haar uit de ontvlechtingsovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichting te voldoen heeft klager een opmerking gemaakt over de factuur uit februari 2016, welke factuur zich in de administratie van L BV bevond en waartoe klager al die tijd toegang heeft gehad.

 

4             BEOORDELING

4.1      Vast staat dat verweerder in februari 2016 een factuur heeft toegezonden aan L BV, welke factuur door L BV is behouden en voldaan. Voorts staat vast dat een ontvlechting van L BV heeft plaatsgevonden in de periode september 2016 - 17 oktober 2016, welke heeft geresulteerd in een door beide partijen ondertekende ontvlechtingsovereenkomst op 17 oktober 2016. Tot 17 oktober 2016 was klager via zijn personal holding medebestuurder van L BV. Klager had in die hoedanigheid toegang tot de administratie van L BV. Als  niet betwist is komen vast te staan dat klager noch na ontvangst van de factuur, noch tijdens de ontvlechtingsperiode van september t/m 17 oktober 2016 op- of aanmerkingen bij de factuur heeft geplaatst, dat partijen elkaar bij overeenkomst van 17 oktober 2016 finale kwijting hebben verleend en dat aan W BV als bestuurder van L BV decharge is verleend.

4.2      Bovendien heeft de deken op grond van nader door hem verricht onderzoek - verweerder kan tegenover de deken immers geen beroep doen op zijn geheimhoudingsplicht- vastgesteld dat de werkzaamheden van verweerder op 28 januari 2016 geen betrekking hebben gehad op een privéaangelegenheid van de heer W, zodat alleen al op grond hiervan de klacht feitelijke grondslag mist.

 

4.3      Op grond van het voorgaande zal de voorzitter met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet de klacht kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

 

De voorzitter verklaart met toepassing van artikel 46j Advocatenwet:

de klacht kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 20 december 2017.

 

Griffier                                                                        Voorzitter

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 22 december 2017

                                                                         

verzonden aan:

-              klager

-              verweerder

-               de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

 

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Oost-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch,

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. In het verzetschrift moet u uitleggen waarom u het niet eens bent met de beslissing van de voorzitter dat de klacht kennelijk ongegrond of kennelijk niet-ontvankelijk is. U mag daarin ook nader toelichten waarom de klacht volgens u gegrond is.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

 

 

Informatie ook op raadvandiscipline.nl