Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-05-2017
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2017:96
Zaaknummer
160308
Inhoudsindicatie
De deken heeft het herhaalde verzoek van klaagster om op de voet van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen afgewezen. Het hof is van oordeel dat de deken het -negatieve- procesadvies van mr. S tot uitgangspunt kon nemen, nu het een uitvoerig en gemotiveerd advies betreft over de haalbaarheid, afkomstig van een in het betreffende rechtsgebied gespecialiseerde advocaat. Door klaagster zijn geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht, noch zijn die gebleken, die afbreuk doen aan dit advies en het zinvol zouden maken om een second opinion in te winnen. Met de deken is het hof -gelezen hebbende het advies van mr. S- van oordeel dat de procedure die klaagster zou willen voeren als ontoereikend kansrijk dient te worden ingeschat, zodat de deken op goede gronden geweigerd heeft te voldoen aan klaagsters verzoek tot het (andermaal) aanwijzen van een advocaat. Volgt ongegrondverklaring van het beklag.
Uitspraak
Beslissing
van 29 mei 2017
in de zaak 160308
naar aanleiding van het beklag van:
klaagster
tegen:
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klaagster heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 25 november 2016 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In het klaagschrift gedateerd 5 december 2016 heeft klaagster zich beklaagd over de afwijzing.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift is op 7 december 2016 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de brief van klaagster van 14 januari 2017;
- de brief van de deken van 26 januari 2017.
3 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
3.1 Klaagster heeft op 27 juni 2016 de deken verzocht om op de voet van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen om haar bij te staan in een (aansprakelijkheids)procedure tegen de Staat […]. Zij stelt dat haar jarenlang en op onrechtmatige wijze registratie/toegang tot […] is onthouden.
3.2 De deken heeft vervolgens mr. S aangewezen om klaagster bij te staan.
3.3 Op 26 oktober 2016 heeft mr. S aan klaagster bericht dat naar zijn mening het gemeenschapsrecht niet is geschonden en voornoemde richtlijn niet onjuist of onvolledig is geïmplementeerd, althans niet op een wijze die in causaal verband staat met de door klaagster geleden schade en dat een schadeclaim tegen de Staat geen redelijke kans van slagen heeft. Om die reden heeft mr. S aan klaagster medegedeeld dat hij het bij dat advies zou laten en dat hij geen zaak zou beginnen.
3.4 Vervolgens heeft klaagster de deken op 19 november 2016 verzocht een andere advocaat aan te wijzen.
3.5 Bij beslissing van 25 november 2016 heeft de deken dit herhaalde verzoek tot aanwijzing afgewezen.
4 BEOORDELING
4.1 De deken heeft het herhaalde verzoek van klaagster om op de voet van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen afgewezen, omdat -samenvattend- de door de deken aangewezen advocaat geen redelijke kans van slagen ziet in de procedure die klaagster wenst te initiëren, artikel 13 Advocatenwet geen recht geeft op aanwijzing voor een second opinion en de deken de conclusie van mr. S ten aanzien van de kans van slagen deelt.
4.2 De deken kan het verzoek op voet van artikel 13 lid 2 Advocatenwet alleen wegens gegronde redenen afwijzen.
4.3 Het hof is van oordeel dat de deken het -negatieve- procesadvies van mr. S tot uitgangspunt kon nemen, nu het een uitvoerig en gemotiveerd advies betreft over de haalbaarheid, afkomstig van een in het betreffende rechtsgebied gespecialiseerde advocaat. Door klaagster zijn geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht, noch zijn die gebleken, die afbreuk doen aan dit advies en het zinvol zouden maken om een second opinion in te winnen.
4.4 Van een gegronde reden voor afwijzing is onder meer sprake als de procedure die een rechtzoekende wil beginnen geen of onvoldoende kans van slagen heeft. Met de deken is het hof -gelezen hebbende het advies van mr. S- van oordeel dat de procedure die klaagster zou willen voeren als ontoereikend kansrijk dient te worden ingeschat, zodat de deken op goede gronden geweigerd heeft te voldoen aan klaagsters verzoek tot het (andermaal) aanwijzen van een advocaat. Het hof zal dan ook het beklag van klaagster tegen de beslissing van de deken ongegrond verklaren.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 25 november 2016 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. L. Ritzema, M.L. Weerkamp, J.R. Krol en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2017.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 29 mei 2017.