Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-08-2017
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2017:163
Zaaknummer
170140
Inhoudsindicatie
Art. 13-beklag
Inhoudsindicatie
Gelet op de e-mail van de door de deken al eerder aangewezen advocaat mr. S heeft de deken op goede gronden het verzoek om (opnieuw) een advocaat aan te wijzen afgewezen, nu de door klaagster voorgenomen procedure(s) als kansloos moeten worden aangemerkt. Klaagster heeft niets aangevoerd op grond waarvan de analyse van mr. S als onjuist zou moeten worden aangemerkt. Het hof merkt daarbij nog op dat, nu dergelijke procedures volgens klaagster bij de kantonrechter zouden moeten worden gevoerd, verplichte vertegenwoordiging door een advocaat niet aan de orde is.
Inhoudsindicatie
Volgt ongegrondverklaring van het beklag.
Uitspraak
Beslissing
van 28 augustus 2017
in de zaak 170140
naar aanleiding van het beklag van:
klaagster
tegen:
deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klaagster heeft bij de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 22 maart 2017 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 28 april 2017, binnengekomen ter griffie van het hof op 1 mei 2017, heeft klaagster zich beklaagd over het feit dat de deken haar verzoek heeft afgewezen.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift is op 1 mei 2017 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de reactie van de deken van 11 mei 2017, binnengekomen ter griffie van het hof op 12 mei 2017; en
- een schrijven van klaagster van 26 mei 2017, binnengekomen bij de griffie van het hof op 29 mei 2017.
2.3 De zaak is door het hof in raadkamer behandeld op 26 juni 2017.
3 FEITEN
3.1 Het volgende is komen vast te staan.
3.2 Klaagster heeft de deken op 30 juni 2016 verzocht om aanwijzing van een advocaat in verband met een ten aanzien van klaagster gegeven beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van [datum]. Bij die beslissing is de op [datum] ten aanzien van klaagster afgegeven inbewaringstelling (IBS) met drie weken verlengd, volgens klaagster ten onrechte.
3.3 De deken heeft op 26 juli 2016 mr. S, advocaat te A, aangewezen om de mogelijkheid tot het verkrijgen van schadevergoeding wegens de volgens klaagster ten onrechte afgegeven IBS beslissing, te onderzoeken.
3.4 Mr. S heeft bij e-mail van 28 februari 2017 aan de deken verslag gedaan van zijn bevindingen. Hij schrijft dat hij zeven gesprekken van gemiddeld twee uur met klaagster heeft gevoerd. Klaagster en hij zijn het er gaandeweg over eens geworden dat de rechter in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen, waarmee de grond voor schadevergoeding verviel. Voor het instellen van een civiele vordering wegens onrechtmatige daad tegen enige andere betrokkene (GGZ, politie, woningbouwvereniging) bestaat geen grond, aldus mr. S. Hij heeft klaagster hiervan op de hoogte gesteld en mede in verband met zijn ziekte de zaak terug gegeven aan de Orde, aldus mr. S.
3.5 Klaagster heeft bij e-mail van 21 februari 2017 aan de deken om een nieuwe advocaat gevraagd, omdat mr. S ziek was geworden en hij een spoedprocedure voor het kantongerecht zou beginnen voor EUR 25.000,--, aldus klaagster.
3.6 De deken heeft het verzoek op 22 maart 2017 afgewezen omdat de beoogde procedures, gelet op de e-mail van mr. S van 28 februari 2017, als kansloos moeten worden aangemerkt.
4 BEOORDELING
4.1 Het hof stelt voorop dat de rechtzoekende die niet zelf (tijdig) een advocaat bereid kan vinden hem of haar bij te staan in een zaak waarin bijstand door een advocaat is voorgeschreven, zich tot de deken kan wenden met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een dergelijk verzoek alleen wegens gegronde redenen afwijzen.
4.2 Gelet op de e-mail van de door de deken al eerder aangewezen advocaat mr. S heeft de deken op goede gronden het verzoek om (opnieuw) een advocaat aan te wijzen afgewezen, nu de door klaagster voorgenomen procedure(s) als kansloos moeten worden aangemerkt. Klaagster heeft niets aangevoerd op grond waarvan de analyse van mr. S als onjuist zou moeten worden aangemerkt.
4.3 Het hof merkt daarbij nog op dat, nu dergelijke procedures volgens klaagster bij de kantonrechter zouden moeten worden gevoerd, verplichte vertegenwoordiging door een advocaat niet aan de orde is.
4.4 Het beklag van klaagster is derhalve ongegrond.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klaagster tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 22 maart 2017 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.B.A.P.M. Ficq, M. Pannevis en T.H. Tanja-Van den Broek, leden, in tegenwoordigheid van mr. B.P.L. de Vries, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2017.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 28 augustus 2017.