Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-10-2017
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2017:200
Zaaknummer
170206
Inhoudsindicatie
Art. 13 Advocatenwet-beklag
Inhoudsindicatie
Het hof is van oordeel dat de deken op goede gronden het verzoek van klager heeft afgewezen. Er is immers sprake van een verzoek om aanwijzing van een advocaat voor een procedure waarover inmiddels door twee advocaten uitvoerig gemotiveerd negatief is geadviseerd vanwege het gebrek aan slagingskansen. Beide advocaten waren niet bereid de procedure voor klager te voeren. Klager heeft niet duidelijk kunnen maken dat deze adviezen onjuist zijn. De onvoldoende kans van slagen levert een gegronde reden op als bedoeld in art. 13 lid 2 Advocatenwet. Volgt ongegrondverklaring van het beklag.
Uitspraak
Beslissing
van 30 oktober 2017
in de zaak 170206
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Per brief van 30 juni 2017 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 17 juli 2017 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift is op 18 juli 2017 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de brief van de deken van 25 augustus 2017;
- de brief van klager van 8 september 2017.
2.3 De zaak is door het hof in raadkamer behandeld op 22 september 2017.
3 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
Klager zoekt een advocaat om een procedure te starten tegen zijn voormalig advocaat mr. S, omdat hij van mening is dat mr. S in een eerdere procedure beroepsfouten heeft gemaakt. In die eerdere procedure is bij arrest van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 28 oktober 2014 het vonnis van de rechtbank, waarbij de vordering van klager werd afgewezen, bekrachtigd. Een door klager daartoe ingeschakelde advocaat, mr. K, heeft klager bij brief van 11 augustus 2016 negatief geadviseerd in die zin dat hij klager heeft medegedeeld in het ene deel van de vordering “geen heil” te zien en dat het “ook nog maar de vraag is” of het andere deel van de vordering zal worden toegewezen. Op verzoek van de deken van 21 februari 2017 heeft een andere advocaat, mr. O, de zaak opnieuw op haalbaarheid beoordeeld en uitvoerig advies uitgebracht, eerst een voorlopig advies op 13 april 2017 en vervolgens, na beantwoording door klager van enkele vragen, een definitief advies op 16 juni 2017. Dat advies luidde eveneens negatief; mr. O zag geen gronden om mr. S met succes aan te spreken en adviseerde klager, gelet op de zeer beperkte kans op succes, daar niet aan te beginnen. De deken heeft het verzoek van klager om (nog) een andere advocaat aan te wijzen afgewezen vanwege onvoldoende kans van slagen van de beoogde procedure.
4 BEOORDELING
Artikel 13 lid 2 van de advocatenwet bepaalt dat de deken een verzoek tot aanwijzing van een advocaat alleen wegens gegronde redenen kan afwijzen.
Het hof is van oordeel dat de deken op goede gronden het verzoek van klager heeft afgewezen. Er is immers sprake van een verzoek om aanwijzing van een advocaat voor een procedure waarover inmiddels door twee advocaten uitvoerig gemotiveerd negatief is geadviseerd vanwege het gebrek aan slagingskansen. Beide advocaten waren niet bereid de procedure voor klager te voeren.
Klager heeft niet duidelijk kunnen maken dat deze adviezen onjuist zijn, ook al noemt hij in zijn brief van 21 juni 2017 aan mr. O diens aanpak “volledig fout”. De onvoldoende kans van slagen levert een gegronde reden op als bedoeld in art. 13 lid 2 Advocatenwet. Het beklag dient ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 30 juni 2017 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. L. Ritzema en G.W.S. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2017.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 30 oktober 2017.