Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-01-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2018:3

Zaaknummer

17-931/A/A

Zaaknummer

17-932/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaten wederpartij kennelijk ongegrond. Klager heeft onvoldoende onderbouwd dat hetgeen verweerders in hun pleitnota hebben opgenomen onjuist is en al helemaal niet dat verweerders dat wisten. Verweerders hebben voorts terecht aangevoerd dat het niet aan hen is – en zeker niet in een verzetprocedure – om ten faveure van klager zaken aan te vullen dan wel te rectificeren, daargelaten of daartoe reden was.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 2 januari 2018

in de zaken 17-931/A/A en 17-932/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerders

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 9 november 2017 met kenmerk 4015-0793 en 4015-0830, door de raad ontvangen op 10 november 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager heeft bij brief van 27 augustus 2014 bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over de maatschap M Advocaten (hierna: M Advocaten). Mr. De C, destijds werkzaam bij M Advocaten, heeft de ex-echtgenote van klager in de jaren ’80 bijgestaan in de echtscheidingsprocedure. Achtergrond van de klacht was dat klager stelde schade te hebben geleden doordat mr. De C namens haar cliënte stukken in de procedure had ingediend, die vals waren. Klager had M Advocaten hiervoor op 11 november 2003 aansprakelijk gesteld en was van mening dat M Advocaten de aansprakelijkheidstelling had laten versloffen.

1.2 Bij beslissing van 5 januari 2015 heeft de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht van klager als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. De voorzitter heeft hiertoe het volgende overwogen:

“De klacht die klager bij brief dd. 27 augustus 2014 bij de deken heeft ingediend, is door klager reeds op 5 juli 2012 ingediend, althans heeft betrekking op hetzelfde feitencomplex als waarop de klacht in de klachtzaak L 177-2013 betrekking had. De rechtszekerheid brengt met zich mee een klacht niet voor een tweede maal aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd. Verweerster mocht en mag erop vertrouwen dat haar optreden (in ruime zin) na haar aansprakelijkstelling door klager niet voor een tweede keer aan de tuchtrechter wordt voorgelegd. Nieuwe feiten of omstandigheden waarvan klager zich ten tijde van het indienen van zijn klacht in klachtzaak L 177-2013 redelijkerwijs niet bewust had kunnen zijn, die ertoe zouden noodzaken dat de raad zich andermaal over het optreden van verweerster in deze zaak buigt, zijn niet gesteld noch gebleken.”

1.3 Klager is in verzet gegaan van de beslissing van de voorzitter. De mondelinge behandeling van het verzet heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2015. Verweerders hebben M Advocaten tijdens die zitting bijgestaan. Zij hebben het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota. In die pleitnota hebben verweerders bepleit dat de voorzitter de klacht van klager terecht en op goede gronden kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Tevens zijn zij in de pleitnota – in algemene zin – ingegaan op aansprakelijkheidstelling van een advocaat. In de pleitnota staat voorts, voor zover relevant:

“11. Kortom: als klager de civiele procedure wint, heeft hij recht op betaling. Het is vervolgens – populair gezegd – het probleem van cliënte of zij dat eventueel op haar verzekering kan verhalen. Dat is dus niet de zorg van klager, maar van cliënte. Daarbij merk ik voor de goede orde op dat door cliënte meermalen met onderliggende stukken is aangetoond dat het kantoor verzekerd was tegen beroepsaansprakelijkheid in de voor klager relevante periode (…)

12. Zoals de Deken al schreef (…) is het geschil tussen klager en [mr. De C] en cliënte een civiel geschil – het lijkt erop dat klager uit is op schadevergoeding – en dient klager dat aan de civiele rechter voor te leggen als hij van mening is dat hij een vordering heeft op deze partijen.”

1.4 Bij beslissing van 19 oktober 2015 heeft de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch het verzet ongegrond verklaard.

1.5 Bij afzonderlijke brieven van 25 november 2015 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerders.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij in de klachtprocedure tegen M Advocaten zaken hebben ingebracht waarvan zij wisten of redelijkerwijs hadden kunnen weten dat deze op onwaarheid berustten en deze niet uit de procedure hebben gehaald.

3 VERWEER

3.1 Verweerders voeren verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht ziet op het handelen van verweerders als advocaten van een wederpartij. Uitgangspunt bij de beoordeling van een dergelijke klacht is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen. Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.2 De voorzitter overweegt als volgt. Verweerders hebben M Advocaten in de verzetprocedure ter zitting bijgestaan. Die procedure had slechts betrekking op de vraag of de voorzitter de klacht van klager terecht als kennelijk niet-ontvankelijk had afgewezen. Daarop zijn verweerders in hun pleitnota ook met name ingegaan. In de pleitnota zijn zij in algemene zin ook nog ingegaan op aansprakelijkheidstelling van een advocaat en daarnaast zijn zij kort ingegaan op de aansprakelijkheidstelling van M Advocaten door klager. Klager heeft onvoldoende onderbouwd dat hetgeen verweerders in hun pleitnota hebben opgenomen onjuist is en al helemaal niet dat verweerders dat wisten. Verweerders hebben voorts terecht aangevoerd dat het niet aan hen is – en zeker niet in een verzetprocedure – om ten faveure van klager zaken aan te vullen dan wel te rectificeren, daargelaten of daartoe reden was. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

4.3 De voorzitter overweegt ten overvloede nog dat klager in zijn klacht uitvoerig is ingegaan op de onderliggende civiele zaak. Het is echter niet aan de tuchtrechter om daarover een oordeel te geven. Dat is voorbehouden aan de civiele rechter.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klachten, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 2 januari 2018.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 2 januari 2018 verzonden.