Rechtspraak
Uitspraakdatum
01-04-2016
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2016:60
Zaaknummer
150117
Inhoudsindicatie
Beklag ex artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft het verzoek tot aanwijzing van een advocaat voor het voeren van een procedure afgewezen omdat klager, hoewel daarom enkele malen gevraagd, niet of onvoldoende duidelijk heeft kunnen maken ter zake waarvan en tegen welke partij hij die procedure wenste te voeren. De deken heeft op grond daarvan het verzoek tot aanwijzing van een advocaat op grond van artikel 13 Advocatenwet terecht afgewezen. Beklag ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing
van 1 april 2016
in de zaak 150117
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het [arrondissement], verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 29 september 2015 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 4 november 2015 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.
2 HET GEDING BIJ HET HOF
2.1 Het klaagschrift is op 6 november 2015 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de brief van de deken van 5 januari 2016.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 1 februari 2016, waar klager en de deken zijn verschenen.
3 BEOORDELING
3.1 Klager heeft bij brief van 10 oktober 2014 de deken verzocht om op de voet van art. 13 lid 1 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen die hem kan bijstaan in een zaak die volgens klager al langer dan 25 jaar loopt, en, zo heeft klager desgevraagd toegelicht, gaat over moord, poging tot moord, chantage, indoctrinatie, laster, haat zaaien, intimidatie en “alles wat er nog meer bestaat aan gelijksoortige criminaliteit”. Klager was daarnaast van plan een verzoek om schadevergoeding in te dienen bij het college van burgemeester en wethouders van H. Na een verzoek om verduidelijking van klagers verzoek en een aantal (telefonische) gesprekken tussen een lid van de Raad van Toezicht en klager, heeft de deken bij beslissing van 26 maart 2015 besloten de aanvraag niet te behandelen omdat de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende waren voor de beoordeling van de aanvraag. Op 29 mei 2015 heeft klager een herhaald verzoek ingediend bij de deken om aanwijzing van een advocaat. Nadat wederom een aantal malen telefonische contact was geweest tussen klager en het lid van de Raad van Toezicht, is het herhaalde verzoek bij beslissing van 29 september 2015 door de deken afgewezen.
3.2 Het hof overweegt het volgende. De deken heeft het verzoek tot aanwijzing van een advocaat voor het voeren van een procedure afgewezen omdat klager, hoewel daarom enkele malen gevraagd, niet of onvoldoende duidelijk heeft kunnen maken ter zake waarvan en tegen welke partij hij die procedure wenste te voeren. De deken heeft op grond daarvan het verzoek tot aanwijzing van een advocaat op grond van art. 13 Advocatenwet terecht afgewezen. Daarom zal als volgt worden beslist.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van 29 september 2015 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G.R.J. de Groot, T.E. van der Spoel, J.S.W. Holtrop en M. Pannevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Euwema, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2016.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 1 april 2016