Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-02-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:78
Zaaknummer
6789
Inhoudsindicatie
Bekrachtiging waarschuwing voor niet doorleiden van beslissing op bezwaar. Alsnog uitspraak ex artikel 48 lid 7 Advocatenwet.
Uitspraak
Beslissing van 3 februari 2014
in de zaak 6789
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klager
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 8 april 2013, onder nummer 12-192, aan partijen toegezonden op 8 april 2013, waarbij het verzet van klager gegrond is verklaard, de klacht gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing is opgelegd. De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA4548.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 8 mei 2013 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van klager, verzonden per reguliere post d.d. 24 september 2013 en ontvangen op 25 september 2013;
- de antwoordmemorie van klager, verzonden per mail op 24 september 2013 om 23.07 uur;
- de antwoordmemorie van klager, verzonden per mail op 24 september 2013 om 23.10 uur;
- de brief van de griffier aan verweerder d.d. 1 oktober 2013;
- de brief van de griffier aan klager d.d. 1 oktober 2013;
- de brief van verweerder aan het hof van 14 november 2013.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 15 november 2013, waar geen van de partijen is verschenen.
3 KLACHT EN VERZET
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij heeft nagelaten klager in kennis te stellen van de (afwijzende) beslissing van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn Heuvelrug op het bezwaarschrift dat verweerder namens klager had ingediend. Hierdoor heeft verweerder klager de mogelijkheid ontnomen om beroep in te (laten) stellen tegen dit besluit.
4 FEITEN
In overweging 2. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Kort weergegeven, heeft verweerder klager in 2009 als advocaat bijgestaan in een bezwaarprocedure tegen de Sociale Dienst te Zeist. Verweerder heeft voor klager op 11 juli 2009 een voorlopig bezwaarschrift ingediend tegen een besluit tot afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand. Bij brief van 5 augustus 2009 heeft verweerder de gronden van het bezwaar ingediend. Het bezwaar is bij beslissing van 28 september 2009 ongegrond verklaard. Verweerder heeft klager daarvan niet schriftelijk in kennis gesteld. In oktober 2009 heeft verweerder klager bijgestaan in een strafzaak bij de politierechter. In februari 2012 en mei 2012 heeft verweerder aan klager betalingsherinneringen gestuurd voor de nog niet betaalde eigen bijdrage. Bij brief van 14 mei 2012 heeft klager zich over verweerder bij de deken beklaagd.
5 BEOORDELING
5.1 Verweerder heeft in zijn grieven naar voren gebracht dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat er sprake is van een te groot tijdverloop tussen de verweten gedraging en het moment van indienen van de klacht bij de deken.
5.2. Deze grief slaagt niet. Toepassing van het beginsel van rechtszekerheid brengt weliswaar mee dat van een klager verwacht kan worden dat hij niet te lang wacht met het indienen van een klacht. Een termijn van minder dan drie jaar voor het indienen van een klacht bij de deken na het tijdstip waarop aan klager bekend is geworden met de feiten waarover hij klaagt, welk tijdstip hier in elk geval ligt na 28 september 2009, kan evenwel ook in dit geval niet als onredelijk lang worden aangemerkt. Klager is mitsdien ontvankelijk in zijn klacht.
5.3 Klager heeft de raad onder meer verzocht om op de voet van artikel 48 lid 7 van de Advocatenwet uit te spreken dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulp betaamt. De raad heeft hierop niet beslist. Het hof zal dit verzoek alsnog toewijzen, nu uit de gegrondverklaring van de klacht waarmee het hof zich verenigt, blijkt dat verweerder niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen.
5.4 Voor het overige heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.5 De grieven van verweerder tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem- van 8 april 2013, onder nummer 12-192;
en,
- spreekt uit dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulp betaamt.
Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. G. Creutzberg, A.B.A.P.M. Ficq, G.R.J. de Groot en J.R. Krol, leden, in tegenwoordigheid van
mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2014.