Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-04-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:60

Zaaknummer

6570

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft geheim adres van klaagster en haar kinderen doorgegeven aan zijn cliënt, waardoor klaagster met de kinderen moest verhuizen. Verklaringen van verweerder ongeloofwaardig. Strijd met aan klaagster gedane toezegging. Verzwaring maatregel, vier weken schorsing.

Uitspraak

Beslissing van 8 april 2013

in de zaak 6570

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klaagster

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

’s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 27 augustus 2012, onder nummer

M109-2012, aan partijen toegezonden op 28 augustus 2012, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder gegrond is verklaard en de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken, waarvan twee voorwaardelijk, is opgelegd, en waarbij de openbaarmaking van deze maatregel is gelast.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen is op 26 september 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klaagster;

- de brief van verweerder met bijlagen van 29 januari 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 februari 2013, waar klaagster en verweerder zijn verschenen. Zij hebben hun standpunt ter zitting toegelicht. Door klaagster is een productie overgelegd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt - zakelijk weergegeven – het volgende in:

verweerder heeft zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Hij heeft zijn geheimhoudingsplicht geschonden doordat hij het geheim adres van klaagster en haar kinderen heeft doorgegeven aan zijn cliënt. Klaagster was daardoor gedwongen om met haar kinderen naar een ander geheim adres te verhuizen.

4 FEITEN

4.1 Tegen de samenvatting van de feiten in de beslissing van de raad zijn geen grieven gericht. Het hof neemt die samenvatting als uitgangspunt. Daarbij stelt het hof voorts een aantal  andere feiten vast. 

4.2 Blijkens een brief van de gemeente A. aan verweerder van 6 maart 2006, welke brief door klaagster ter zitting is overgelegd, was een eerder verzoek van verweerder om informatie uit de GBA met betrekking tot klaagster afgewezen omdat naar het oordeel van de gemeente de levenssfeer van klaagster daardoor onevenredig zou worden geschaad.

4.3 Verweerder heeft in een brief van 16 september 2008 aan de gemeente A., waarin hij verzoekt om GBA-uittreksels ten behoeve van een verzoekschrift tot het treffen van een omgangsregeling, geschreven:

Voorts wijs ik U er op dat de adresgegevens zijn gekenmerkt met “geheim”… Ik deel u mede dat … bij het verzoekschrift een uittreksel van het GBA van zowel de moeder en de vader alsmede geboorteaktes van de kinderen dienen te worden overgelegd. In dit geval zal ik er tevens voor zorg dragen dat de adresgegevens van de betrokkenen …  niet zullen worden overgelegd aan mijn cliënt. Tevens zal in het verzoekschrift … worden vermeld dat het adres van de betrokkenen  gemerkt is met “geheim”.

  In een brief aan klaagster van 14 oktober 2008 schrijft verweerder:

“In verband met een namens mijn cliënt in te dienen verzoekschrift tot het treffen van een omgangsregeling … verzoek ik U …  mij mee te delen welke advocaat u … zal bijstaan.

Verder deel ik U mede dat wij de geheimhouding van de stukken aan de beoordeling van de rechter zullen overlaten en natuurlijk zorgvuldig met deze stukken zullen omgaan”.

4.4 In een brief van de voormalige echtgenoot van klaagster aan de Raad voor de Kinderbescherming – die zou rapporteren over de gevraagde omgangsregeling – staat dat hij het woonadres van de kinderen van zijn advocaat had gekregen en dat hij hen toen verjaarskaarten had gestuurd. Het uiteindelijke advies van de Raad aan de rechtbank was dat de cliënt van verweerder geen contact met zijn kinderen zou moeten hebben.

4.5 Klaagster is, toen bleek  dat haar voormalige echtgenoot bekend was geworden met haar (geheime) woonadres en hij haar en de kinderen benaderde, verhuisd naar een nieuw geheim adres.

5 BEOORDELING

5.1 De eerste grief van verweerder, dat de klacht tardief is en klaagster daarom niet ontvankelijk,  is ongegrond. Klaagster heeft eerst eind 2011 kennis gekregen van de  brief  van haar ex-man aan de Raad voor de Kinderbescherming, waarin te lezen was dat hij van verweerder het geheim adres van haar en de kinderen had gekregen. Haar klacht heeft zij spoedig daarna bij de deken ingediend, zodat – wat er zij van de motivering van verweerder van deze grief - klaagster ontvankelijk is in haar klacht.

5.2 De tweede grief van verweerder dat klaagster hem ten onrechte verwijt dat hij de adresgegevens heeft doorgegeven acht het hof eveneens ongegrond. Verweerder heeft telkenmale wisselende verklaringen afgelegd over hoe en wanneer de adresgegevens bij zijn cliënt zouden (kunnen) zijn terechtgekomen. Deze verklaringen van verweerder  acht het hof inconsistent en daarom ongeloofwaardig. Ten eerste verklaart de cliënt van verweerder zelf dat hij de adresgegevens van verweerder heeft verkregen en het hof acht die verklaring plausibel. Uit niets blijkt dat de opsteller/vertaler van de brief op dit specifieke punt de cliënt van verweerder niet goed zou hebben begrepen.

5.3 Ten tweede acht  het hof de door verweerder genoemde tijdlijn ongeloofwaardig. Op 3 september 2008 heeft verweerder een intakegesprek met zijn cliënt, hij stelt dan naar zijn zeggen een verzoekschrift tot het treffen van een omgangsregeling op (dat overigen eerst op 5 november 2008 wordt ingediend met een toevoeging van 9 september 2008) en stuurt dat naar de deurwaarder die het geheel op 5 september aan verweerder retourneert omdat het verzoekschrift niet in Limburg moet worden betekend. Dat is in strijd met de brief van 14 oktober 2008 van verweerder aan klaagster (hiervoor onder 4.4 geciteerd) dat het verzoekschrift nog moet worden ingediend en hij haar de naam vraagt van haar advocaat en haar toezegt “zorgvuldig met de stukken te zullen omgaan”.

5.4 In de derde plaats wist verweerder al in maart 2006 dat klaagster op een geheim adres woonde. De brief van de gemeente A. die door verweerder als vals is bestempeld is naar het kantooradres van verweerder gestuurd. Volgens verweerder hield hij daar toen (nog) geen kantoor. Deze mededeling van verweerder aan het hof is onjuist. Het hof weet ambtshalve – de klacht van klaagster is gelijktijdig  behandeld naast nog een aantal andere klachten tegen verweerder – dat  verweerder reeds in januari 2006 correspondeerde vanaf het kantooradres waarheen de gemeente A. haar gewraakte brief in maart 2006 zond. Dat verweerder de inhoud van die brief niet kent, zoals hij stelt, is ongeloofwaardig, gezien de expliciete inhoud van zijn brief van 16 september 2008 aan de gemeente A. over de geheimhouding van de te verstrekken adresgegevens.

5.5 Het hof neemt in aanmerking dat uit de in deze zaak voorhanden verklaringen en stukken blijkt dat de cliënt van verweerder een ernstig getraumatiseerde asielzoeker uit Iran is en dat aan hem, mede op advies van de Raad voor de Kinderbescherming, door de rechtbank zowel in 2008 als ook enkele jaren eerder, contact met de kinderen wordt onthouden. Het moet aan verweerder duidelijk zijn geweest dat het nemen van een geheim adres mede uit veiligheidsoogpunt voor klaagster en de kinderen geschiedde. In 2006 werden hem de adresgegevens daarom nog onthouden en in 2008 schrijft verweerder aan de gemeente A. dat hij de adresgegevens voor zijn cliënt geheim zou houden. Vervolgens heeft verweerder de gevraagde gegevens ontvangen.

5.6 De telkens wisselende verklaringen van verweerder hoe zijn cliënt aan de adresgegevens is gekomen acht het hof daarom ongeloofwaardig. Verweerder heeft gehandeld in strijd met hoe een kundig en bekwaam advocaat dient te handelen in een situatie als de onderhavige. Het gaat hier niet om de geheimhouding van wat door de cliënt aan de advocaat is toevertrouwd maar om de zorgvuldigheid  waarmee de gerechtvaardigde belangen van een tegenpartij dienen te worden in acht genomen. Die zorgvuldigheid vereist geheimhouding. In dit geval  ook nog eens versterkt door een uitdrukkelijk gedane toezegging van verweerder. 

5.7 Het hof acht het handelen van beklaagde en de door hem telkens gezochte nieuwe uitvluchten een behoorlijk advocaat onwaardig en schadelijk voor klaagster en haar kinderen. Verweerder heeft veroorzaakt dat klaagster een nieuw geheim adres diende te zoeken met alle spanningen van dien. De uitspraak van de raad moet worden bekrachtigd. De door de raad opgelegde maatregel doet echter geen recht aan de ernst van het feit, temeer daar tevens in aanmerking moet worden genomen dat aan verweerder in het nabije verleden verschillende malen onherroepelijk maatregelen zijn opgelegd. De opgelegde maatregel wordt met eenparigheid van stemmen verzwaard als na te noemen. Daarmee is ook de derde grief ongegrond.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-  vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Hertogenbosch van 27 augustus 2012 onder nr. M 109 – 2012 gewezen, doch slechts voor zover het  de opgelegde maatregel betreft;

en, opnieuw rechtdoende:

- legt aan verweerder de maatregel op van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken en bepaalt dat deze schorsing ingaat op 1 mei 2013 of, indien verweerder alsdan uit anderen hoofde is geschorst in de praktijkuitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aansluitend hieraan;

- bekrachtigt de beslissing voor het overige. 

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. J.S.W. Holtrop, G.J. Niezink, G.R.J. de Groot en D.J. Markx, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2013.