Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-01-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2018:2

Zaaknummer

17-953/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Nergens blijkt uit dat verweerster twee civiele zaken van klager in behandeling heeft genomen. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  5 januari 2018

in de zaak 17-953/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

   

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 16 november 2017 met kenmerk 4017-0361, door de raad ontvangen op 17 november 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerster heeft klager bijgestaan in twee strafzaken.

1.2 Bij brief van 30 mei 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij zaken voor klager in behandeling heeft genomen, maar hierin geen werkzaamheden heeft verricht.

2.2 Klager heeft aan zijn klacht ten grondslag gelegd dat hij verweerster ongeveer acht maanden geleden heeft gevraagd om hem bij te staan in twee civiele zaken tegen woningcorporatie Ymere respectievelijk de gemeente Alkmaar. Verweerster heeft de zaken in behandeling genomen, maar heeft vervolgens helemaal geen werkzaamheden verricht. Klager heeft hierover meermaals zijn beklag bij verweerster gedaan, maar zij heeft daarop niet gereageerd.

3 VERWEER

3.1 Verweerster betwist dat zij civiele zaken van klager in behandeling heeft genomen. Zij heeft klager slechts bijgestaan in twee strafzaken. Verweerster werkte destijds ook op een kantoor waar zij uitsluitend strafzaken behandelde, hetgeen klager ook wist, aldus nog steeds verweerster.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter overweegt dat het aan de klager is om de feiten waarop hij zijn klacht baseert voldoende aannemelijk te maken en ten minste aanknopingspunten aan te dragen voor de juistheid van zijn stellingen. Dat heeft klager hier niet gedaan. Nergens blijkt uit dat verweerster twee civiele zaken van klager in behandeling heeft genomen. Dit ligt ook niet voor de hand, aangezien klager niet heeft betwist dat verweerster destijds op een kantoor werkte waar zij alleen strafzaken behandelde.

4.2 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 5 januari 2018.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 8 januari 2018 verzonden.