Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-08-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:261
Zaaknummer
7075
Inhoudsindicatie
Klacht over kwaliteit dienstverlening in letselschade zaak en over financiële afwikkeling deels ongegrond, deels niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van 25 augustus 2014
in de zaak 7075
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
’s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 3 februari 2014, onder nummer ZWB 178 2013, aan partijen toegezonden op 4 februari 2014, waarbij van een klacht van klager tegen verweerder klachtonderdeel 1, 2 en 3 ongegrond zijn verklaard en klachtonderdeel 4 en 5 niet-ontvankelijk.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI: TADRSHE:2014:17.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 25 februari 2014 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van verweerder;
- brief van klager aan het hof van 25 maart 2014;
- brief van klager aan het hof van 19 mei 2014.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 6 juni 2014, waar klager, samen met zijn broer, en verweerder zijn verschenen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerder slecht bereikbaar was, afspraken niet nakwam en klager niet op de hoogte hield van de ontwikkelingen in zijn zaak;
2. verweerder de belangen van klager tijdens de zitting van 14 maart 2011 niet goed heeft behartigd;
3. verweerder geen rekening heeft gehouden met de wens van klager om een procedure te beginnen toen de onderhandelingen met de wederpartij op niets uit bleken te lopen;
4. verweerder aan klager te veel heeft gedeclareerd – ook gelet op zijn onjuiste aanpak van de zaak – terwijl hij bij klager de indruk had gewekt dat hij niets hoefde te betalen, omdat de verzekeraar van de wederpartij zijn kosten zou dekken;
5. verweerder niet het geheel door de verzekeraar ten behoeve van klager aan zijn kantoor betaalde bedrag aan klager heeft doorbetaald.
Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht:
3.2 Onder andere heeft verweerder klager slechts bij enkele dagen tevoren ontvangen brief laten weten dat de (eerste) terechtzitting in januari 2011 niet doorging, en heeft hij zich onbereikbaar gehouden om klager uit te leggen wat de reden daarvan was. Verweerder heeft klager beloofd dat enkele dagen voor de nader in maart 2011 bepaalde terechtzitting een bespreking zou plaatsvinden, maar die bespreking heeft niet plaatsgevonden.
3.3 Verweerder heeft gezwegen waar hij ter zitting op stellingen van de wederpartij had moeten reageren en heeft nagelaten belangrijke feiten (zoals de arbeidsontheffing die klager tweemaal heeft gekregen) naar voren te brengen. Verweerder heeft zijn schouders opgehaald in antwoord op vragen van de rechter.
3.4 Verweerder heeft gesteld dat het causaal verband tussen de klachten van klager en het ongeval onvoldoende duidelijk was, maar heeft geen inspanningen verricht om daarover (medische) informatie in te winnen.
3.5 De verzekeraar heeft uiteindelijk € 12.632 betaald aan verweerder, waarvan klager slechts € 11.136 heeft ontvangen, zodat hij nog € 1.500 van verweerder tegoed heeft.
4 FEITEN
4.1 De raad heeft de volgende feiten vastgesteld, welke vaststelling het hof overneemt:
2.1 Op 16 september 1999 is klager een verkeersongeval overkomen. Klager heeft zich in 1999 tot verweerder gewend met het verzoek hem bij te staan in de letselschadezaak.
2.2 Klager vorderde in 2006 een schadevergoeding in verband met door hem ondervonden psychische klachten. De wederpartij weigerde tot volledige vergoeding van de gevorderde schade over te gaan omdat er volgens de psychiatrische rapportage geen medisch causaal verband aantoonbaar was tussen het ongeval en de psychische klachten. Klager wenste niet in te gaan op schikkingsvoorstellen van de wederpartij.
2.3 Verweerder heeft in 2010 op grond van de nieuwe wet deelgeschilprocedure letselschadezaken bij verzoekschrift het deelgeschil betreffende het causaal verband tussen de medische (psychische) klachten van klager en het hem overkomen ongeval aan de rechtbank voorgelegd. Verweerder had een concept dagvaarding als bijlage aan het verzoekschrift gehecht. De op 17 januari 2011 geplande zitting ging niet door. Verweerder heeft klager hiervan bij brief d.d. 14 januari 2011 op de hoogte gesteld. De zitting vond vervolgens plaats op 14 maart 2011. Klager ging niet akkoord met een door de wederpartij ter zitting gedaan schikkingsvoorstel.
2.4 Op 23 mei 2011 heeft klager zich beklaagd over het optreden van verweerder bij het kantoor van verweerder. Op 4 augustus 2012 heeft klager een klacht bij de deken ingediend.
5 BEOORDELING
5.1 Met betrekking tot het beroep tegen de beslissing van de raad op de klachtonderdelen 1, 2 en 3 heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.2 De grieven van klager tegen de beslissing van de raad op deze onderdelen worden verworpen.
5.3 De raad heeft klager ter zake van de klachtonderdelen 4 en 5 niet-ontvankelijk verklaard vanwege het te grote tijdverloop tussen de gewraakte handeling en het indienen van de klacht.
5.4 Bij klachtonderdeel 4 heeft klager geen belang omdat verweerder voor de deelgeschilprocedure, (dat zijn de werkzaamheden waarop dit klachtonderdeel betrekking heeft) geen werkzaamheden in rekening heeft gebracht. Dit klachtonderdeel dient dus reeds om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard.
5.5 Ten aanzien van klachtonderdeel 5 overweegt het hof als volgt. Voor de beoordeling van de vraag of klager zijn klacht tijdig heeft ingediend is relevant wanneer klager kennis heeft genomen van de verweten handeling. Het is het hof gebleken dat klager eerst bij aanvang van de deelgeschilprocedure in 2010 kennis heeft genomen van het feit dat de verzekeraar een bedrag van € 1500,00 aan verweerder had betaald. Klager heeft zijn klacht op 4 augustus 2012 bij de deken ingediend. Het hof acht dit tijdig en zal daarom de klacht van klager inhoudelijk beoordelen. Klager verwijt verweerder dit bedrag niet te hebben doorbetaald. Dat verwijt is niet terecht omdat de verzekeraar dit bedrag ten titel van vergoeding van kosten van rechtsbijstand heeft betaald en niet ten titel van vergoeding van letselschade van klager.
5.6 Het hof is dan ook van oordeel dat klachtonderdeel 5 wel ontvankelijk is, maar ongegrond dient te worden verklaard
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Hertogenbosch van 3 februari 2014, gewezen onder nummer ZWB 178 2013 voor zover de raad klager niet-ontvankelijk heeft verklaard in klachtonderdeel 5;
- verklaart klachtonderdeel 5 ongegrond, en
- bekrachtigt de beslissing voor het overige.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. M. Pannevis, M.L.J.C. van Emden-Geenen en T.H. Tanja-van den Broek, R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2014.