Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-04-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:196

Zaaknummer

6871

Inhoudsindicatie

Klacht over optreden bij politierechter in 2005. Te laat (2011) ingediend. Niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van 25 april 2014

in de zaak 6871

naar aanleiding van het hoger beroep van:

 

klager

tegen:

verweerder.

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 14 juni 2013, onder nummer 89/12, aan partijen gezonden op 17 juni 2013, waarbij klager in een klacht tegen verweerder niet-ontvankelijk is verklaard.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 21 juni 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder;

- een brief d.d. 17 augustus 2013 van klager;

- een brief d.d. 27 januari 2014 van verweerder.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 februari 2014, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder tijdens een zitting van de politierechter in juni 2007 onjuist heeft gehandeld door tijdens die zitting op een vraag van de rechter of verweerder meer tijd nodig had voor de verdediging, zonder overleg met klager ontkennend te antwoorden.

4 FEITEN

 Het volgende is komen vast te staan:

 Verweerder heeft klager op 30 juni 2005 bijgestaan in een zaak bij de politierechter.

5 BEOORDELING

5.1 Klager klaagt over het optreden van verweerder als zijn advocaat tijdens een terechtzitting van de politierechter op 30 juni 2005.

 Klager heeft deze klacht eerst ingediend bij de deken met een brief van 16 november 2011.

5.2 De raad heeft in zijn beslissing geoordeeld dat klager met de indiening van zijn klacht te lang heeft gewacht en klager daarom niet-ontvankelijk in zijn klacht verklaard.

 In zijn appelmemorie kan niet een grief tegen dit oordeel van de raad worden gelezen, zodat de juistheid van dit oordeel in hoger beroep niet is bestreden.

5.3 Bovendien acht het hof het oordeel van de raad juist met dien verstande dat de termijn van indiening niet alleen meer dan vier jaar was, zoals de raad heeft vastgesteld, maar zelfs 6 jaren en 4½ maanden.

 Volgens vaste jurisprudentie van het hof brengt toepassing van het beginsel van rechtszekerheid mede dat een advocaat ervan moet kunnen uitgaan dat, wanneer een cliënt zodanige onvrede heeft met de wijze waarop zijn belangen zijn behartigd dat hij meent daaromtrent een klacht te moeten indienen, deze daarmede niet te lang wacht.

 Klager heeft ter zitting van het hof desgevraagd medegedeeld dat de redenen van de lange termijn van indiening van de klacht zijn gelegen in onkunde van zijn kant en het feit dat de door hem geraadpleegde advocaten hem daarop hadden moeten wijzen (en dat kennelijk niet hebben gedaan).

 Deze feiten kunnen geen rechtvaardiging voor de late indiening van de klacht vormen, terwijl verweerder door dit tijdsverloop in zijn verdediging is benadeeld, nu thans niet meer voldoende nauwkeurig vastgesteld kan worden wat tijdens de terechtzitting van de politierechter op 30 juni 2005 is voorgevallen (waarop verweerder ter zitting van het hof ook een beroep heeft gedaan).

 Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat klager met de indiening van zijn klacht te lang heeft gewacht, zodat klager niet in zijn klacht kan worden ontvangen en de beslissing van de raad moet worden bekrachtigd.

 

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden, gegeven onder nummer 89/12, van 14 juni 2013.

 

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. L. Ritzema,

G.W.S. de Groot, H. van Loo en C.A.M.J. Raymakers, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A.H. Holm-Robaard