Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-11-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2017:224

Zaaknummer

17-821/DB/OB

Inhoudsindicatie

Niet gebleken v. valse aantijgingen onnodig grievende uitlatingen of smaad noch van een zonder rechtsgrond uitgesproken faillissement. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van 30 november 2017

in de zaak 17-821/DB/OB

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

 

tegen:

 

 

verweerster

 

 

 

 

 

 

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 9 oktober 2017 met kenmerk nr. 48|16|156K, door de raad ontvangen op 10 oktober 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

1                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten  uitgegaan:

1.1       Klager heeft als executeur het beheer gevoerd over de nalatenschap van wijlen mevrouw R, hierna: “de overledene”.

1.2       Op verzoek van de officier van justitie bij het functioneel parket te Rotterdam is klager bij beschikking d.d. 10 maart 2016 door de rechtbank Den Haag wegens gewichtige redenen ontslagen uit zijn functie van executeur. Op 15 september 2016 is mr. D, zijnde een kantoorgenoot van verweerster, door de rechtbank benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap.

1.3       Bij brief d.d. 9 november 2016 (kenmerk 7023 [037]) heeft verweerster klager namens de vereffenaar gesommeerd om rekening en verantwoording af te leggen. Bij brief van diezelfde datum (kenmerk 7023 [038]) heeft verweerster klager namens de vereffenaar gesommeerd om een bedrag van circa € 1.200.000,-- over te maken op de beheerrekening van de vereffenaar, omdat klager, aldus verweerster, zonder rechtsgrond gelden van de rekening van de overledene zou hebben overgemaakt naar zijn privérekening en naar rekeningen van zijn vennootschappen. Verweerster heeft in dit verband onder meer het volgende aan klager medegedeeld:

“(…) U heeft uw positie als vertrouwensman van [de overledene] en na haar overlijden als executeur van haar nalatenschap grovelijk misbruikt. Verder heeft u willens en wetens de erfgenamen niet ingelicht omtrent het openvallen van de nalatenschap en u heeft de volledige nalatenschap verduisterd. U gaat niet in op verzoeken van de vereffenaar om een afspraak met hem te maken. U weigert tot op heden rekening en verantwoording af te leggen en vragen te beantwoorden. U volstaat met verwijzing naar een obscure site waarin de antwoorden op de gestelde vragen niet zijn te vinden.

De vereffenaar is van mening dat (i) de beweerdelijk gesloten geldleenovereenkomst niet de handtekening van [de overledene] draagt en (ii) u op grove wijze misbruik heeft gemaakt van de afhankelijke situatie waarin [de overledene] (toentertijd 82 jaar) verkeerde door haar voor te stellen met [vennootschap van klager] een geldleenovereenkomst te sluiten waarbij zij zonder enige zekerheid € 1.1 miljoen uit zou lenen.(…)”

1.4       Klager beheert een website. Klager heeft verweersters brief d.d. 9 november 2016 op deze website geplaatst.

1.5       Zowel klagers vennootschappen als klager in privé verkeren in staat van faillissement. Deze faillissementen zijn aangevraagd door de vereffenaar en de X Bank, vertegenwoordigd door verweerster respectievelijk mr. O, zijnde een kantoorgenoot van verweerster.

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

klager in haar brief d.d. 9 november 2016 openlijk valselijk heeft beschuldigd van het plegen van valsheid in geschrifte, terwijl het strafrechtelijk onderzoek nog gaande was en dit strafbare feit dus nog niet was bewezen. Voorts is de brief van verweerster d.d. 15 november 2016 een bedreiging.

 

3             VERWEER

                        3.1       De klacht is ongegrond. De brief d.d. 9 november 2016 was gericht aan klager, zodat van “openlijk” beschuldigen geen sprake was. Klager heeft de brieven zelf op zijn website geplaatst. Evenmin is sprake geweest van een beschuldiging van “valsheid in geschrifte”. Het stond verweerster vrij om de standpunten van de vereffenaar in de brief naar voren te brengen. Tegen klager loopt een strafrechtelijke procedure. Klager wordt ervan verdacht dat hij op grote schaal vermogen heeft onttrokken uit de nalatenschap van mevrouw R. De standpunten die verweerster in de brief naar voren heeft gebracht zijn gebaseerd op de onherroepelijke beschikking van de rechtbank waarbij klager is ontslagen als executeur en het proces-verbaal dat in dezen door de FIOD is opgemaakt.

                         3.2       De brief d.d. 15 november 2016 is voorts niet van de hand van verweerster, maar van haar kantoorgenoot mr. O. Dit onderdeel van de klacht mist dan ook feitelijke grondslag.

 

                        4          BEOORDELING

4.1       De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

 

 4.2      De voorzitter is van oordeel dat geen sprake is van een “openlijke” beschuldiging aan het adres van klager, nu verweerster enkel een rechtstreeks aan klager gerichte sommatiebrief aan klager heeft verzonden. Klager heeft er vervolgens zelf voor gekozen om de brief op de door hem beheerde website te plaatsen en de brief aldus in de openbaarheid te brengen. Daarvan kan verweerster echter geen verwijt worden gemaakt. Het verwijt dat verweerster klager in haar brief openlijk valselijk heeft beschuldigd van valsheid in geschrifte mist feitelijke grondslag.

 

4.3       De voorzitter stelt voorts vast dat klager zich kennelijk niet kan vinden in de standpunten die verweerster namens de vereffenaar heeft verwoord, maar dat betekent nog niet dat verweerster tuchtrechtelijk kan worden verweten dat zij onwaarheden heeft gedebiteerd of zich onnodig grievend jegens klager heeft uitgelaten. In het kader van de behartiging van de belangen van de vereffenaar stond het verweerster vrij om namens de vereffenaar standpunten in te nemen die afweken van de standpunten van klager. Verweerster mocht daarbij afgaan op de juistheid van de door de vereffenaar aan haar verstrekte informatie, afkomstig uit onder meer de beschikking van de rechtbank Den Haag d.d. 10 maart 2016 en het proces-verbaal van de FIOD. De door verweerster gegeven toelichting ter onderbouwing van de inhoud haar brief d.d. 9 november 2016 is naar het oordeel van de voorzitter voldoende om de inhoud van die brief te dragen. De toevoeging dat klager een ‘obscure’ website zou beheren, is weliswaar overbodig, maar in de aan klager gerichte brief niet zodanig  grievend dat dit verweerster tuchtrechtelijk kan worden aangerekend.

 

4.4       De brief d.d. 15 november 2016 is van de hand van verweersters kantoorgenoot mr. O en niet van die van verweerster. Van de inhoud van de brief d.d. 15 november 2016 kan verweerster dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

 

4.5                   Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

 

 

 

 

 

 

 

 

                                  BESLISSING

 

De voorzitter verklaart:

            de klacht met toepassing van artikel 46j lid 1 sub c Advocatenwet kennelijk ongegrond.

 

 

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, met bijstand van mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier op 30 november 2017.

 

Griffier                                            Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

Deze beslissing is in afschrift op 1 december 2017

                                                                         

verzonden aan:

-     klager

-     verweerster

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

 

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven.

De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

                     Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

                     a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.

 

 

Informatie ook op raadvandiscipline.nl