Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-06-2017

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2017:130

Zaaknummer

170053

Inhoudsindicatie

Verzet tegen voorzittersbeslissing van het hof

Inhoudsindicatie

Klager heeft naar het oordeel van het hof in hoger beroep geen toereikende gronden aangevoerd die aanleiding kunnen geven tot doorbreking van het appelverbod. Zodoende heeft het hof het verzet van klager tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van het hof ongegrond verklaard.

Uitspraak

Beslissing                                   

van 26 juni 2017   

in de zaak 170053

naar aanleiding van het verzet van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 28 juni 2016, onder nummer 16-496/DB/OB, aan partijen toegezonden op 28 juni 2016, waarbij de plaatsvervangend voorzitter de klacht van klager tegen verweerder in alle onderdelen kennelijk ongegrond heeft verklaard, alsmede naar de beslissing van de raad van 20 februari 2017, eveneens onder nummer 16-496/DB/OB, aan partijen toegezonden op 20 februari 2017, waarbij het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter ongegrond is verklaard.

De beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2016:109 en de beslissing van de raad als ECLI:NL:TADRSHE:2017:40.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Op 22 februari 2017 heeft klager hoger beroep ingesteld tegen de verzetbeslissing d.d. 20 februari 2017. Bij beslissing van 26 februari 2017 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van het hof het hoger beroep van klager afgewezen. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 17 maart 2017.

2.2    De verzetschriftuur van klager is door de griffie van het hof ontvangen op

22 maart 2017.

2.3    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-     de brief van verweerder aan het hof van 3 april 2017;

-    de brief van klager aan het hof van 11 april 2017.

2.4    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 22 mei 2017, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3    BEOORDELING

3.1    Art. 46h lid 7 Aw bepaalt dat geen rechtsmiddel openstaat tegen een beslissing van de raad tot niet-ontvankelijkverklaring of ongegrondverklaring van het verzet, gedaan tegen een beslissing van de voorzitter van die raad waarbij een klacht als kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht is afgewezen. Deze bepaling lijdt slechts uitzondering indien moet worden geoordeeld dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat bij de behandeling van het verzet een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden.

3.2    Klager heeft evenwel in hoger beroep geen toereikende gronden aangevoerd die aanleiding kunnen geven tot doorbreking van het appelverbod.

3.3    Dit leidt tot de conclusie dat het verzet van klager tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van het hof ongegrond dient te worden verklaard.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

   

verklaart het verzet van klager tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van het Hof van Discipline van 26 februari 2017 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. L. Ritzema, A.D.R.M. Boumans, W.A.M. van Schendel en A.A.H. Zegers, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2017.

griffier    voorzitter    

       

De beslissing is verzonden op 26 juni 2017.