Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-01-2012
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2012:YA2347
Zaaknummer
6170
Inhoudsindicatie
Verwijt niet gereageerd te hebben op vragen van de cliënt. gegrond. schrapping van het tableau.
Uitspraak
beslissing van 13 januari 2012
in de zaak 6170
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
klaagster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van 11 juli 2011 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad), onder nummer R.3601/11.03, aan partijen toegezonden op 13 juli 2011, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerder gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau is opgelegd.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 5 augustus 2011 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 november 2011, waar klaagster en verweerder zijn verschenen. Verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota. Voorts is verschenen de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, mr. E.A. van Win (hierna: de deken).
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat:
Klaagster verwijt verweerder dat hij haar niet na zijn brief van 13 maart 2008 nader heeft geïnformeerd over de vraag of een procedure tot rekening en verantwoording nog zinvol zou zijn en voorts dat verweerder niet gereageerd heeft op de door haar aan hem aangetekend verstuurde brieven.
4 FEITEN
4.1 Het volgende is komen vast te staan:
4.2 Klaagster heeft verweerder begin 2008 verzocht haar belangen te behartigen en onder meer een cassatieberoep in te stellen. Bij brief van 13 maart 2008 heeft verweerder klaagster meegedeeld geen cassatieberoep te zullen instellen omdat hij een dergelijk beroep volstrekt kansloos achtte. In deze brief schreef verweerder voorts: “(…) Iets anders is of de dossierstukken mogelijk nog een aanknopingspunt bieden voor een procedure tot rekening en verantwoording. (…) Ik ben in afwachting van de verdere stukken.”
4.3 Klaagster heeft in juli/augustus 2008 telefonisch contact opgenomen met verweerder. Bij die gelegenheid heeft verweerder klaagster meegedeeld dat hij na zijn vakantie op zijn brief van 13 maart 2008 en zijn bevindingen zou terugkomen, welke toezegging verweerder niet is nagekomen. Bij aangetekende brieven van 29 januari, 4 maart en 7 juni 2010 heeft klaagster verweerder gevraagd haar te informeren over de stand van zaken. Verweerder heeft op deze brieven niet gereageerd.
5 BEOORDELING
5.1 De raad heeft de onderhavige klacht gegrond verklaard. Verweerder, die bij de raad verstek heeft laten gaan, voert in hoger beroep aan dat dit beroep zich niet direct richt tegen de gegrondverklaring van de klacht, doch tegen de opgelegde maatregel en de motivering door de raad. Verweerder stelt dat na en naar aanleiding van de afronding van het dekenonderzoek in deze zaak en een aantal andere klachtzaken de deken aan hem om een kantoorbespreking heeft verzocht. In die bespreking heeft de deken zich bezorgd en verantwoordelijk getoond. De deken heeft aan verweerder meegedeeld dat alle klachtzaken waren te herleiden tot één centraal thema, dat van de communicatie met de cliënt. Verweerder heeft de deken inzicht gegeven in de omvang van zijn praktijk en hem meegedeeld dat het hem pas per oktober 2010 was gelukt om een vaktechnisch zware juridisch secretaresse aan te trekken, dat de ondersteuning daarvóór slecht was, en dat een Plan van Aanpak in ontwikkeling was. Vervolgens heeft de deken een toezichthouder benoemd die diende te rapporteren over de binnen het kantoor van verweerder aangebrachte of gerealiseerde verbeteringen. Inmiddels heeft deze toezichthouder – een in Den Haag werkzame cassatieadvocaat – drie rapporten uitgebracht. Verweerder heeft er om hem moverende, persoonlijke, redenen voor gekozen deze rapporten niet over te leggen aan het hof. Verweerder stelt dat de toezichthouder heeft geconstateerd dat feitelijke verbeteringen en aanpassingen in zijn kantoor zijn doorgevoerd. Om die reden gaat de maatregel van schrapping veel te ver, aldus verweerder.
5.2 Meer specifiek met betrekking tot de onderhavige klacht stelt verweerder dat aan de hand van het dossier niet valt na te gaan of er na de kantoorverhuizing per september 2008 nog een brief naar klaagster is uitgegaan. In 2010 kon een zodanige brief niet worden teruggevonden. Verweerder stelt dat in de telefoongesprekken die er met klaagster zijn gevoerd wel kort is aangegeven dat zich geen reële mogelijkheden voordeden. Om die reden dient de klacht ongegrond te worden verklaard. Ter zitting van het hof heeft verweerder gesteld dat er na en naar aanleiding van de kantoorverhuizing in september 2008 veel oude dossiers zijn verplaatst of in afwachting van verdere archivering (verkeerd) zijn opgeborgen, maar dat er door te investeren in personeel sedert 2010 meer grip is op de situatie binnen kantoor. Het dossier van klaagster is bij hem binnengekomen op basis van een negatief cassatie-advies van een collega. Thans geeft verweerder geen second opinions meer af en wordt, na een negatief cassatie-advies in het kader van het vigerende Plan van Aanpak, een dossier na een dergelijk advies direct afgesloten.
5.3 De deken heeft ter zitting van het hof zijn zorgen uitgesproken. Hij heeft ter zitting meegedeeld dat er inmiddels nog drie klachten tegen verweerder bij hem zijn ingediend, dat er nog twee advies c.q. bemiddelingsverzoeken bij hem zijn binnengekomen die een klacht zouden kunnen worden en dat hij daarnaast als deken ook nog een klacht heeft ingediend. Uit de rapporten van de door hem ingeschakelde toezichthouder blijkt volgens de deken dat verweerder minder (cassatie)zaken aanneemt dan voorheen, meer negatieve cassatieadviezen geeft en dat hij zijn kantoororganisatie heeft verbeterd. De toezichthouder is in zijn rapporten op dat punt gematigd positief, aldus de deken. Tuchtrechtelijk gezien heeft ook de toezichthouder zorgen. De deken vraagt zich dan ook af of de praktijk van verweerder in voldoende mate onder controle is. Met betrekking tot de onderhavige zaak heeft de deken nog gesteld dat het dossier een beeld oproept van een advocaat die het veel en veel te druk heeft en daardoor aan de communicatie met de cliënt niet toekomt. Er zijn in Den Haag meerdere kantoren die cassatiezaken behandelen, maar geen zaken op toevoegingsbasis. Verweerder doet dat wel, zodat er veel collega’s zijn die dergelijke zaken naar verweerder doorverwijzen, alsmede zaken waarin zij niets zien en waarin zij de cliënt adviseren een second opinion bij verweerder te vragen. De omvang van de praktijk van verweerder, alsmede de inhoudelijke kwaliteit heeft daaronder te lijden gehad, hetgeen weer heeft geleid tot klachten, ook vanuit de Hoge Raad en collega advocaten. Dat, samen met het grote aantal tegen verweerder ingediende klachten, is de reden geweest dat de deken een toezichthouder heeft ingesteld.
5.4 De raad heeft de onderhavige klacht bezien in samenhang met vier andere zaken die op dezelfde dag door de raad zijn behandeld en die alle gegrond zijn verklaard. Voor de beslissing aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau op te leggen heeft de raad het tuchtrechtelijk verleden van verweerder zwaar mee laten wegen, te meer daar dit hof verweerder eerder een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk heeft opgelegd in een zaak die betrekking had op het niet (tijdig) reageren op klachten en vragen van cliënten en het verwaarlozen van de belangen van deze cliënten, waaruit de raad de conclusie heeft getrokken dat verweerder kennelijk geen, althans geen afdoende maatregelen heeft genomen om klachten als in deze zaak aan de orde te voorkomen. De conclusie van de raad is dat verweerder door zijn handelen en/of nalaten bij vele rechtzoekende het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.
5.5 Het hof acht, evenals de raad, de klacht gegrond. Verweerder heeft klaagster toegezegd na zijn vakantie in 2008 nader te reageren. Dat die reactie door een kantoorverhuizing in september 2008 enige vertraging heeft opgelopen, kan het hof nog billijken. Dat de kantoororganisatie na de kantoorverhuizing kennelijk niet op orde is gekomen doordat verweerder over onvoldoende gekwalificeerd personeel beschikte, is geen excuus voor het feit dat verweerder naar klaagster toe helemaal niet meer heeft gereageerd en het is zeker geen excuus voor het feit dat verweerder niet heeft gereageerd op de aantekende brieven van klaagster in januari, maart en juni 2010. Het is de verantwoordelijkheid van verweerder zijn kantoor zo te organiseren dat hij zijn cliënten kan bijstaan op een wijze die een behoorlijk advocaat betaamt en daarvan is in het onderhavige geval geen sprake geweest.
5.6 Met betrekking tot de op te leggen maatregel overweegt het hof dat heden in nog vier andere zaken met nummers 6171, 6172, 6173 en 6174 uitspraak wordt gedaan. Alle zaken laten hetzelfde patroon zien, onvoldoende communicatie met de cliënt, dossiers die niet op orde zijn en onzorgvuldig gedrag in financiële aangelegenheden, procedurele omissies, fouten en slordigheden. De combinatie met het reeds omvangrijke tuchtrechtelijk verleden van verweerder en het feit dat inmiddels weer nieuwe klachten tegen verweerder aanhangig zijn gemaakt, maakt dat het hof er geen enkel vertrouwen in heeft dat de kantoororganisatie van verweerder door inschakeling van de toezichthouder inmiddels zodanig verbeterd is of zal verbeteren dat klachten als waarover het hof heden in vijf zaken dient te beslissen in de toekomst niet meer zullen voorkomen. Alles afwegende is het hof van oordeel dat de door de raad in de onderhavige zaak opgelegde maatregel van schrapping van het tableau dient te worden bekrachtigd.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van 11 juli 2011 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage onder nummer R.3601/11.03.
Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. E.A. Mout-Bouwman, R. Verkijk, A.A.H. Zegers, T.E. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.G.J. Hendrix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 januari 2012.