Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-01-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2018:7
Zaaknummer
17-870/DB/LI
Inhoudsindicatie
Advocaat heeft de aard van de opdracht niet schriftelijk bevestigd en cliënte in het ongewisse gelaten over de te verwachten kosten. De ontstane onduidelijkheid komt voor risico van de advocaat en valt haar tuchtrechtelijk aan te rekenen
Inhoudsindicatie
Klacht gegrond, waarschuwing, kostenveroordeling
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 22 januari 2018
in de zaak 17-870/DB/LI
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 3 februari 2017 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Bij brief aan de raad van 24 oktober 2017 met kenmerk K17-033 , door de raad ontvangen op 26 oktober 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 november 2017 in aanwezigheid van klaagster en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken van 24 oktober 2017, met bijlagen;
- de brief van klaagster, door de raad ontvangen per email dd. 20 november 2016.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.
2.1 Klaagster heeft zich op 17 november 2016 tot verweerster gewend met het verzoek haar te informeren over de rechtspositie van de biologische vader van een minderjarige kind van klaagster.
2.2 De secretaresse van verweerster heeft per email van 18 november 2016 een opdrachtbevestiging verzonden. Verweerster heeft klaagster per email van 22 november 2016 gevraagd of zij nog dacht aan de toezending van de beschikking kinderalimentatie. Beide e-mails zijn aan een onjuist e-mailadres verzonden en derhalve door klaagster niet ontvangen. .
2.3 Verweerster heeft haar bevindingen, onder toevoeging van jurisprudentie, per email van 19 december 2016 verzonden. Deze email is aan hetzelfde onjuiste emailadres verzonden en derhalve evenmin door klaagster ontvangen. Op 19 december 2016 heeft verweerster per email een vraag ten aanzien van de zaak van klaagster aan een kinderpsycholoog voorgelegd.
2.4 Verweerster heeft op 21 december 2016 telefonisch contact gehad met de kinderpsycholoog, waarna zij telefonisch contact met klaagster heeft opgenomen. Tijdens dit gesprek werd duidelijk dat de e-mails van 18 en 22 november en 19 december 2016 aan een onjuist adres waren verzonden en derhalve door klaagster niet waren ontvangen. Verweerster heeft de betreffende mails op 21 december 2016 aan het juiste emailadres van klaagster toegezonden.
2.5 Op 11 januari 2017 heeft (de secretaresse van) verweerster een factuur ad € 961,95 aan klaagster toegezonden. Klaagster antwoordt hierop dat zij de mails van 17 november en 19 december 2016 nog steeds niet had ontvangen. Verweerster antwoordde per email van 11 januari 2017 als volgt: “Feit dat u een bepaalde mail in eerste instantie niet heeft ontvangen, betekent niet dat de tijd er niet aan is besteed. Ik heb u alle mails op 21 december nogmaals gestuurd. Ik had u verzocht om aan te geven of u de mails ontvangen had en ik heb uw bevestiging op een der mails gezien/gelezen als een bevestiging op alle. Ik zal u alles nogmaals doorsturen maar neem toch aan dat u wel meteen gebeld zou hebben wanneer u niet alle mails (met de besproken informatie) meteen had ontvangen. “
2.6 Klaagster antwoordde per email van 11 januari 2017 dat de mails door een fout van het kantoor van verweerster aan een onjuist e-mailadres zijn verzonden en dat deze fout haar niet in rekening kan worden gebracht. Zij schrijft voorts de op die dag ontvangen mails te zullen doorlezen en daarop te zullen reageren.
2.7 Klaagster heeft per aangetekend schrijven van 24 januari 2017 aan verweerster bericht dat zij niet akkoord ging met de factuur. Zij schreef voorts een klacht over de door verweerster gehanteerde werkwijze bij de geschillencommissie en de orde van advocaten te willen neerleggen.
2.8 Verweerster heeft per email van 31 januari 2017 aan klaagster bericht dat zij het bijzonder vervelend vond dat de e-mails in eerste instantie aan een onjuist emailadres waren verzonden. Zij schreef hiervoor tijdens het telefoongesprek van 21 december 2016 reeds haar excuses te hebben aangeboden. Verweerster heeft voorts haar declaratie nader toegelicht, geantwoord dat haar kantoor niet bij een geschillencommissie was aangesloten en dat, indien klaagster de nota niet zou voldoen, de kwestie door haar aan de kantonrechter zou worden voorgelegd, waarbij tevens om een kostenveroordeling zou worden verzocht.
2.9 Klaagster heeft per email van 7 februari 2017 aan mr. X, klachtenbehandelaar van het kantoor van verweerster, bericht een klacht bij de deken in te zullen indienen.
2.10 Klaagster heeft bericht een bedrag ad € 450,- redelijk te vinden voor de werkzaamheden van verweerster en heeft vervolgens een bedrag ad € 450,- aan het kantoor van verweerster voldaan.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerster klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de financiële consequenties van de behandeling van haar zaak;
2. de kwaliteit van de communicatie van verweerster met klaagster onvoldoende was;
Klaagster heeft ter toelichting op haar klacht het volgende naar voren gebracht:
3.2 Verweerster heeft geen opdrachtbevestiging aan klaagster toegezonden. Verweerster heeft voor klaagster bestemde e-mails aan een onjuist e-mailadres verzonden, waardoor de persoonsgegevens en de vraagstelling van klaagster “op straat zijn terechtgekomen”. Verweerster heeft het telefoongesprek over de onjuiste verzending van de e-mails in rekening gebracht. De factuur van verweerster is afgezet tegen de vraagstelling van klaagster extreem hoog.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft tijdens het gesprek van 21 december 2016 haar excuses aangeboden voor de onjuiste adressering in de e-mails. Verweerster heeft tijdens het telefoongesprek op 21 december 2016 met klaagster de adviezen van de kinderpsycholoog en haar bevindingen en conclusies uit het jurisprudentieonderzoek met klaagster besproken. Afgesproken werd dat verweerster alle stukken nogmaals aan klaagster zou toesturen en dat zij hierover na de kerstvakantie contact zouden hebben. Het telefoongesprek op 21 december 2016 was een prettig gesprek. Pas na toezending van de factuur heeft klaagster klachten richting verweerster geuit.
4.2 Verweerster heeft meteen en duidelijk gereageerd op de e-mails van klaagster. Het is niet goed te praten dat de e-mails in eerste instantie naar een onjuist emailadres zijn verstuurd, maar dat is niet meer te herstellen. Dit laat echter onverlet dat de factuur voor de verrichte werkzaamheden redelijk is.
5 BEOORDELING
Ad onderdeel 1
5.1 De raad stelt voorop dat een advocaat bij de aanvaarding van een opdracht de financiële consequenties met de cliënt dient te bespreken en inzicht dient te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij/zij zal declareren, zodat voor de cliënt steeds duidelijk is welke kosten door de advocaat voor het verlenen van de rechtsbijstand worden gemaakt. Deze maatstaf is neergelegd in gedragsregel 26. Lid 2 van deze gedragsregel bepaalt dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte behoort te stellen zodra hij voorziet dat de declaratie aanmerkelijk hoger zal worden dan hij aanvankelijk tegenover de cliënt had geschat.
5.2 Uit voormelde gedragsregel vloeit voort dat van een redelijk handelend advocaat mag worden verwacht dat deze voordat hij een zaak in behandeling neemt een reële inschatting van de kosten maakt en zijn/haar cliënt daarover informeert. Een kostenraming vooraf betekent niet dat het aantal uren reeds dan exact dient te worden vastgesteld, maar is bedoeld om de cliënt inzicht te geven in de te verwachten kosten en om de cliënt de mogelijkheid te geven om van verdere rechtsbijstand af te zien, indien de kosten hoger blijken uit te vallen dan vooraf voorzien.
5.3 Uit de aan de raad overgelegde stukken en het ter zitting verhandelde is gebleken dat verweerster klaagster geen inzicht heeft gegeven in de kosten die klaagster voor de behandeling van de zaak kon verwachten. Ter zitting is gebleken dat verweerster hierover in de opdrachtbevestiging evenmin duidelijkheid heeft verschaft. Verweerster heeft volstaan met vermelding van haar uurtarief ad €200. Verweerster heeft ter zitting van de raad hierover verklaard dat zij aan klaagster te kennen heeft gegeven het aantal aan de zaak te besteden uren niet te kunnen inschatten.
5.4 Ter zitting is voorts gebleken dat klaagster en verweerster een andere opvatting hebben over de aard van de opdracht en de moeilijkheid van de vraagstelling. Ook hierover heeft verweerster geen duidelijkheid verschaft. In de opdrachtbevestiging heeft verweerster enkel vermeld dat het een familierechtelijke zaak betrof.
5.5 Om misverstanden te voorkomen mag van een advocaat worden verwacht dat deze in concrete bewoordingen de aard van de opdracht bevestigt alsmede welke werkzaamheden door de advocaat zullen worden verricht en dat deze een reële inschatting van de kosten maakt.
5.6 Vast staat dat verweerster de aard van de opdracht niet schriftelijk heeft bevestigd en dat zij klaagster in het ongewisse heeft gelaten over de te verwachten kosten. De ontstane onduidelijkheid komt voor risico van verweerster en valt haar tuchtrechtelijk aan te rekenen. Dit geldt te meer nu klaagster, door gebruikmaking van een onjuist e-mailadres, wat voor risico van verweerster komt, de opdrachtbevestiging niet heeft ontvangen, voordat verweerster haar werkzaamheden heeft aangevangen, waardoor klaagster niet op de opdrachtbevestiging heeft kunnen reageren.
5.7 De raad is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verweerster klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de financiële consequenties van de behandeling van haar zaak en zal het eerste onderdeel van de klacht gegrond verklaren.
Ad onderdeel 2
5.8 Klaagster verwijt verweerster dat de communicatie naar aanleiding van de door klaagster ingediende klacht te wensen heeft overgelaten. De raad is van oordeel dat de communicatie met klaagster, zoals verweerster ter zitting ook heeft erkend, ongelukkig is verlopen, maar dat deze niet dusdanig is geweest, dat verweerster hiervan tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt. De raad zal het tweede onderdeel van de klacht daarom ongegrond verklaren.
6 MAATREGEL
6.1 De raad acht de maatregel waarschuwing passend en geboden.
7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING
7.1. Aangezien de klacht (gedeeltelijk) gegrond is verklaard, moet verweerster het door klaagster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.
7.2. De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerster , gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder a, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klaagster in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50 aan reiskosten. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden overgemaakt naar het daartoe tijdig door klager aan verweerder opgegeven rekeningnummer.
7.3 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerster, gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder b, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Nederlandse Orde van Advocaten door overmaking naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het eerste onderdeel van de klacht gegrond;
- verklaart het tweede onderdeel van de klacht ongegrond
- legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de kosten die de klagende partij voor de betaling van het griffierecht van € 50,00 heeft moeten maken;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 25,00 aan klaagster, op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.2 bepaald;
- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.3 bepaald;
Aldus beslist door mr. M.T. van Vliet , voorzitter, mrs. J.C. Van den Dries en A.L.W.G. Houtakkers, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 januari 2018.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 22 januari 2018
verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten
- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat, voor zover ongegrond verklaard, hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing staat, voor zover gegrond verklaard, hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres:
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Per e-mail
Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .
Tegelijkertijd met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl