Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:366

Zaaknummer

6866

Inhoudsindicatie

Toevoegingen aangevraagd en gedeclareerd voor zaken waarin niet werkelijk rechtsbijstand is verleend. Betreft toevoegingen voor familie/vrienden, lege dossiers en onwaarschijnlijke urenbestedingen. Dekenbezwaar gegrond. Schrapping.

Uitspraak

Beslissing van 16 december 2013

in de zaak 6866

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

de Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Amsterdam

deken

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 19 juni 2013, onder nummer 13-122A, aan partijen gezonden op 19 juni 2013, waarbij een bezwaar van de deken tegen verweerder gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau is opgelegd. 

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 17 juli 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van de deken;

- een faxbrief van de gemachtigde van verweerder aan het hof van 12 september 2013;

- een brief van de deken aan het hof van 2 oktober 2013;

- stukken van verweerder, ontvangen ter griffie van het hof d.d. 4 oktober 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 oktober 2013, waar verweerder, bijgestaan door mr. X., mr. G.J. Kemper, deken, Y., stafjurist van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, en Z. namens de raad voor rechtsbijstand te Amsterdam zijn verschenen.

3 GRIEVEN

 Het hof leest in de appelmemorie de volgende grieven.

3.1 Het verweer van verweerder is onjuist weergegeven.

3.2 Ten onrechte is de raad tot het oordeel gekomen dat ten onrechte toevoegingen zijn aangevraagd en gedeclareerd.

3.3 Ten onrechte heeft de raad de maatregel van schrapping van het tableau opgelegd.

4 BEZWAAR

 Het bezwaar is in de beslissing van de raad als volgt omschreven:

Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij toevoegingen heeft aangevraagd en gedeclareerd voor zaken, waarin hij niet daadwerkelijk rechtsbijstand heeft verleend.

Ter onderbouwing van zijn bezwaar voert de deken aan dat vrijwel alle toevoegingen zijn aangevraagd voor familieleden en bekenden van verweerder, de dossiers waarvoor verweerder toevoegingen heeft aangevraagd in veel gevallen leeg zijn en er in veel dossiers sprake is van onwaarschijnlijke urenbestedingen (van per dossier steeds ongeveer 6 uur) en discrepanties in data.

Aangezien tegen deze klachtomschrijving geen grief is gericht, zal ook het hof hiervan uitgaan.

5 FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

5.1 Verweerder is op 15 februari 2012 als advocaat beëdigd en was van 20 februari 2012 tot 1 april 2013 als stagiaire-ondernemer werkzaam bij A. te Amsterdam, waar mr. B. zijn patroon was.

5.2 Met ingang van 1 april 2013 heeft verweerder kantoorruimte gehuurd bij C. & Partners Advocaten te Amsterdam en zijn praktijk daarheen verplaatst.

5.3 A. heeft de deken bij brief van 2 april 2013 geïnformeerd over 28 door de raad voor de rechtsbijstand aan verweerder verstrekte toevoegingen. Deze toevoegingen had verweerder in de weken vóór 1 april 2013 ten behoeve van een vijftal personen - familieleden of vrienden van verweerder, die geen eigen bijdragen hebben betaald - aangevraagd en op grond van die toevoegingen declaraties voor ten minste zes uren in elk van die zaken ingediend.

5.4 Mr. D., lid van de raad van toezicht, heeft verweerder op 3 april 2013 bezocht en om inzage gevraagd in de dossiers waarvoor toevoegingen zijn verkregen en is gedeclareerd, inclusief de urenspecificaties, correspondentie e.d.. Naar aanleiding van dat onderzoek heeft mr. Meijerink aan verweerder geschreven: Zoals ik u gisteren na ons gesprek al heb gezegd heb ik de sterke indruk gekregen dat u weinig tot geen werk heeft verzet in de ongeveer 28 dossiers die u mij toonde. In geen enkel dossier bevond zich een brief van uw zijde. Ook ontbraken aantekeningen. U heeft ook toegegeven dat u in deze dossiers geen brieven heeft gestuurd, omdat daarvoor geen aanleiding was. In geen van de dossiers (op twee of drie na) bevond zich overigens een beschikking of ander schrijven dat de aanleiding zou kunnen zijn voor een juridische vraag. Alle dossiers waren door u in februari of maart 2013 ingenomen en in maart gedeclareerd. In alle dossiers heeft u meer dan 6 uur gedeclareerd. Ik heb de deken gerapporteerd. Ik ga er daarom van uit dat tot een formeel onderzoek wordt besloten.

5.6 Op 18 april 2013 heeft mr. Y., stafjurist van de orde in Amsterdam, met Z., onderzoeker bij de raad voor rechtsbijstand, verweerder op zijn (nieuwe) kantoor bezocht en daar 32 dossiers onderzocht. De raad voor rechtsbijstand heeft naar aanleiding van dit bezoek en het toen uitgevoerde onderzoek geconcludeerd: verweerder vraagt onrechtmatig toevoegingen aan. Omdat zijn dossiers in veel gevallen leeg zijn in combinatie met het feit dat deze toevoegingen zijn aangevraagd voor vrienden en familie is in ieder geval de schijn opgewekt dat er mogelijk geen zaken zijn. Dit wordt bevestigd door onwaarschijnlijke urenbestedingen en discrepanties in data.

6 BEOORDELING

6.1 Verweerder heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij in de periode van februari 2012 tot februari 2013 ongeveer 30 tot 40 toevoegingen heeft aangevraagd. Vast staat dat verweerder in  februari/maart 2013 - toen verweerder wist dat hij het kantoor A. met ingang van 1 april 2013 zou verlaten   ten minste 28 toevoegingen ten behoeve van vijf familieleden en/of vrienden heeft aangevraagd, in welke zaken door verweerder steeds voor ten minste zes uren declaraties zijn ingediend. Tevens staat vast dat in de desbetreffende dossiers niet of nauwelijks meer aanwezig was dan de toevoegingsbescheiden en in het bijzonder niet enig advies of verslag van een mondeling advies.

6.2 Op grond van de feiten

 - dat verweerder in de relatief korte tijdspanne van februari/maart 2013 ten minste 28 toevoegingen heeft gevraagd voor slechts vijf vrienden en/of familieleden,

 - dat degenen voor wie die toevoegingen waren aangevraagd geen eigen bijdragen hebben betaald,

 - dat in de onderhavige dossiers niet of nauwelijks meer aanwezig was dan de toevoegingsbescheiden en dat in het bijzonder schriftelijke adviezen of verslagen van mondelinge adviezen of gesprekken ontbreken en

 - dat verweerder op geen enkele wijze heeft duidelijk gemaakt welke werkzaamheden met de door verweerder voor de onderhavige toevoegingen gedeclareerde uren (ten minste zes per toevoeging) waren gemoeid

 acht het hof ongeloofwaardig dat in elk van de hiervoor bedoelde zaken waarvoor verweerder toevoegingen heeft aangevraagd zes of meer uren werkzaamheden zijn verricht en acht het hof aangetoond dat verweerder bij het indienen van zijn declaraties in strijd met de waarheid heeft verklaard dat die uren wel door hem in de onderhavige zaken zijn besteed.

6.3 Aldus moet worden aangenomen dat verweerder bij het indienen van zijn declaraties voor de voornoemde toevoegingen in strijd met de waarheid heeft verklaard dat hij de door hem gestelde rechtsbijstand heeft verleend en is het bezwaar van de deken gegrond. Al hetgeen verweerder in eerste aanleg en hoger beroep heeft aangevoerd kan niet tot een ander oordeel leiden. Dit brengt mede dat de onder 3.1 en 3.2 weergegeven grieven niet tot vernietiging van de beslissing van de raad kunnen leiden.

6.4 Met zijn handelwijze - het op grote schaal declareren van niet verleende rechtsbijstand - heeft verweerder het vertrouwen in zijn eigen beroepsuitoefening en dat in de advocatuur in het algemeen op zeer ernstige wijze geschaad. In zaken waarbij sprake is van gefinancierde  rechtsbijstand is sprake van een systeem gebaseerd  op vertrouwen in een integere uitvoering  door de advocaat. Verweerder is daar in zeer ernstige mate in tekort geschoten en heeft bovendien er geen blijk van  gegeven dat hij inziet welke verantwoordelijkheid voor die juiste uitvoering op hem rust. Op grond hiervan komt het hof tot het oordeel dat het niet verantwoord zou zijn indien verweerder langer de praktijk als advocaat uitoefent, dat daarom niet kan worden volstaan met een mindere maatregel dan die van schrapping van het tableau en dat ook grief 3 faalt.

6.5 Nu de grieven niet tot vernietiging van de bestreden beslissing van de raad kunnen leiden, moet die beslissing worden bekrachtigd.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, gegeven onder nummer 13-122A, van 19 juni 2013.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann,

H. van Loo, R. Verkijk en I.E.M. Sutorius, leden, in tegenwoordigheid van

mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2013.