Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-01-2018
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2018:11
Zaaknummer
17-616/DB/LI
Inhoudsindicatie
Geen sprake van een bij voorbaat kansloze procedure, waardoor de belangen van de wederpartij nodeloos zouden worden geschaad.
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 22 januari 2018
in de zaak 17-616/DB/LI
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 30 januari 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: “de deken”) een klacht ingediend tegen verweerder.
1.2 Bij brief aan de raad van 16 augustus 2017 met kenmerk K17-018, door de raad ontvangen op 17 augustus 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 28 augustus 2017 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 28 augustus 201 is verzonden aan klager.
1.4 Bij brief van 25 september 2017, door de raad ontvangen op 26 september 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 december 2017 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager. Verweerder heeft de raad bij brief van 16 november 2017 bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 25 september 2017 en de navolgende stukken:
- brief van verweerder van 16 november 2017, met bijlagen;
- brief van de gemachtigde van klager van 27 november 2017, met bijlagen
2
3 FEITEN
3.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.
4 VERZET
4.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
de voorzitter is ten onrechte tot vereenvoudigde behandeling overgegaan wegens kennelijke ongegrondheid van de klacht.
5 BEOORDELING
5.1 De gemachtigde van klager heeft het standpunt van klager ter zitting aan de hand van een pleitnota naar voren gebracht. De gemachtigde van klager heeft hierin onder meer gereageerd op de brief van verweerder van 16 november 2017 waarin deze onder meer het volgende heeft geschreven : “gezien de aard en de strekking van de door klager jegens mij ingestelde klacht en de inhoud van zijn verzetschrift acht ik het (na overleg met de griffier) niet van toegevoegde waarde om aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling(…….)”. Voor zover de brief van verweerder van 16 december 2017, zoals door de gemachtigde van klager ter zitting naar voren is gebracht, bij klager de indruk heeft gewekt dat de mondelinge behandeling van het verzet slechts voor de vorm werd gehouden, merkt de raad het volgende op. Verweerder heeft op 26 oktober 2017 telefonisch contact opgenomen met de griffie van de raad. Verweerder is te woord gestaan door de plaatsvervangend griffier. De plaatsvervangend griffier heeft op de vraag van verweerder of hij ter zitting aanwezig diende te zijn geantwoord, dat zijn aanwezigheid door de raad op prijs werd gesteld, maar dat het aan verweerder zelf was om de afweging te maken of hij al dan niet ter zittring aanwezig zou zijn. Verweerder heeft geantwoord hierover nog na te zullen denken. Vervolgens heeft verweerder zijn brief van 16 november 2017 aan de griffie toegezonden. De toevoeging van verweerder in deze brief dat hij na overleg met de griffier tot de beslissing is gekomen ter zitting niet aanwezig te zijn komt voor rekening van verweerder en dient te worden gelezen met inachtneming van het bovenstaande.
5.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Al hetgeen door klager in zijn verzetschrift en door de gemachtigde van klager tijdens de zitting van de raad van discipline naar voren is gebracht komt neer op inhoudelijk verweer tegen de vordering die verweerder namens zijn cliënte tegen klager bij de kantonrechter heeft ingesteld. De raad is niet bevoegd civielrechtelijke geschillen te beslechten. Het oordeel daarover is voorbehouden aan de civiele rechter.
5.3 Ter beoordeling van de raad is enkel de vraag of de voorzitter van de raad op juiste gronden is overgegaan tot kennelijk ongegrondverklaring van de klacht. De voorzitter heeft terecht overwogen dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Het staat die advocaat vrij om in overleg met zijn cliënt de aanpak van de zaak, waaronder het aanhangig maken van een civielrechtelijke procedure, te bepalen. Dit is slechts anders, indien die advocaat een bij voorbaat kansloze procedure aanhangig zou maken, waardoor de belangen van de wederpartij nodeloos worden geschaad. Hiervan is de raad noch uit de aan de raad overgelegde stukken, noch uit het ter zitting verhandelde gebleken. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager in verzet aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
5.4 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het verzet ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.E. Bartels , voorzitter, mrs. L.W.M. Caudri en
W. H.N.C. van Beek, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans- van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 januari 2018.
Griffier Voorzitter
mededelingen van de griffier ter informatie:
Deze beslissing is in afschrift op 22 januari 2018
verzonden aan:
- de gemachtigde van klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.