Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-01-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2018:9

Zaaknummer

17-395/DH/DH-a

Inhoudsindicatie

Beslissing op verzet. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 22 januari 2018

in de zaak 17-395/DH/DH-a

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 8 augustus 2017 op de klacht van:

klaagster

tegen: 

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 20 januari 2017 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 11 mei 2017 met kenmerk K029 2017 dk/smo, door de raad op diezelfde datum ontvangen, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 8 augustus 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond respectievelijk kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 8 augustus 2017 is verzonden aan klaagster.

1.4 Bij ongedateerde brief, door de raad ontvangen op 6 september 2017, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 november 2017 in aanwezigheid van klaagster en verweerder, bijgestaan door [gemachtigde].

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klaagster. Voorts heeft de raad kennisgenomen van de door klaagster op 4 november 2017 toegezonden stukken, afbeeldingen en video-opnamen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder is als advocaat werkzaam bij een stichting die zich richt op het verlenen van rechtshulp aan particulieren, bedrijven en instellingen (hierna: de stichting).

2.2 Tussen klaagster en haar buurman is een conflict ontstaan. Klaagster heeft onder meer bezwaar gemaakt tegen het gebruik door haar buurman van een rookoven op zijn balkon. De buurman verweet klaagster onder andere het voeren en verzorgen van duiven op haar balkon en in haar woning. De rechtbank Den Haag heeft op 15 januari 2014 vonnis gewezen in het geschil.

2.3 Verweerder heeft de buurman van klaagster vanaf medio mei 2015 bijgestaan in bovengenoemd geschil. Hij heeft de behandeling van de zaak overgenomen van een andere (toenmalig) advocaat, die destijds eveneens werkzaam was bij de stichting. Bij arrest van 29 maart 2016 heeft het Gerechtshof Den Haag het vonnis van de rechtbank deels vernietigd, klaagster – op straffe van een dwangsom van EUR 100,- per dag – verboden om op haar balkon duiven te voeren dan wel in haar woning duiven te verzorgen, en het bestreden vonnis voor het overige bekrachtigd.

2.4 Bij brief van 20 januari 2017 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder, zijn bij randnummer 2.3 bedoelde oud-collega en de advocaat die de behandeling van de zaak van verweerder heeft overgenomen.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij het Gerechtshof Den Haag onjuist, dan wel onvolledig heeft geïnformeerd, als gevolg waarvan het Gerechtshof Den Haag klaagster heeft verboden duiven op haar balkon te voeren, dan wel in haar woning te verzorgen, zulks op straffe van een dwangsom. 

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich niet met de beslissing van de voorzitter kan verenigen. 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht en het verzet verweerd.

5 BEOORDELING

5.1 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf heeft toegepast en alle relevante omstandigheden van het geval bij zijn oordeel heeft betrokken. Klaagster heeft in het verzet geen feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De voorzitter heeft de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond respectievelijk kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Het verzet moet daarom ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. J.G. Colombijn-Broersma en R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. N.M. van Trijp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 22 januari 2018.

 

Deze beslissing is in afschrift op 22 januari 2018 verzonden.