Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-01-2016

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2016:2

Zaaknummer

R. 4796/15.106

Inhoudsindicatie

Verzet. Klacht over kwaliteit dienstverlening en schending zorgvuldigheidsverplichting. De raad verenigt zich met de beoordeling van de klacht door de voorzitter. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 3 juni 2015 aan de raad met kenmerk K330 2014 dk/ksl, door de raad ontvangen op 4 juni 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 29 juni 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 29 juni 2015 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 2 juli 2015, door de raad ontvangen op 3 juli 2015, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van 2 november 2015 van de raad in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 2 juli 2015.

 

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft klager als opvolgend advocaat bijgestaan in een tweetal strafzaken, meer in het bijzonder in een hoger beroep betreffende twee winkeldiefstallen en een zaak betreffende (vermeende) oplichting en valsheid in geschrifte.

2.3 Op 9 juli 2014 heeft het Gerechtshof Den Haag arrest gewezen.

2.4 Verweerder heeft klager op 9 juli 2014 bericht dat hij opnieuw was veroordeeld voor de beide diefstallen en dat er twee weken de gelegenheid was om cassatie in te stellen.

2.5 Bij e-mail bericht van 15 juli 2014 heeft verweerder aan klager bevestigd geen cassatie in te stellen.

2.6 Op 28 oktober 2014 ontving verweerder van de officier van justitie in de oplichtings-/valsheidszaak bericht.

2.7 Op 30 oktober 2014 heeft verweerder klager bericht dat hij contact zou opnemen met de officier van justitie. Dit was op nadrukkelijk verzoek van klager, die wilde dat verweerder probeerde om het door de officier van justitie aangeboden transactiebedrag verlaagd te krijgen.

2.8 De officier van justitie heeft op 3 november 2014 verweerder bericht dat het eerder aangeboden transactiebedrag niet verlaagd zou worden.

2.9 Verweerder heeft klager op 4 november 2014 verzocht of hij akkoord wilde gaan met de transactie.

2.10 Op 20 november 2014 heeft verweerder van klager bericht ontvangen, waarin klager stelde dat verweerder onvoldoende verweer zou hebben gevoerd.

2.11 Naar aanleiding hiervan heeft verweerder klager op 20 november 2014 laten weten dat hij niet meer voor hem zou optreden.

2.12 Bij e-mail berichten van 26 november 2014 en 1 december 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.13 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:

1. zich als advocaat aan de zaak heeft onttrokken, nadat klager hem op de hoogte had gesteld van het feit dat een andere strafrechtadvocaat hem had meegedeeld dat verweerder geen althans onvoldoende verweer voor hem had gevoerd;

2. niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht;

3. hem onvoldoende heeft voorbereid op de zitting bij de rechtbank, door klager vooraf niet voor te bereiden op alle mogelijke feiten, opkomende vragen en antwoorden uit het dossier;

4. hem na een negatief cassatieadvies niet heeft geïnformeerd over de eventueel nog bestaande mogelijkheden;

5. onvoldoende inhoudelijk verweer heeft gevoerd en niet heeft geprotesteerd tegen de disproportionele strafmaat;

6. in hoger beroep voor dezelfde strategie heeft gekozen als in eerste aanleg;

7. slecht bereikbaar was en niet tijdig heeft gereageerd op tal van verzoeken van zijn kant;

8. gebrek aan professionaliteit heeft getoond en tegenvallende resultaten heeft geboekt;

9. afspraken niet is nagekomen en klager teveel kosten in rekening heeft gebracht.

 

3 VERZET

3.1 Klager heeft geen nadere gronden voor zijn verzet aangevoerd anders dan een herhaling en uitwerking van de klacht.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 januari 2016.

griffier    voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 6 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten Den Haag.     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.