Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:7

Zaaknummer

14-155

Inhoudsindicatie

Verwijt dat verweerder bijstand heeft verleend aan verdachte van gewapende roofoverval op klaagster, terwijl verweerder klagers goed kende, bij hen thuis en op kantoor is geweest en meerdere malen voor hen als advocaat is opgetreden. Daarmee heeft verweerder zich schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling. Klacht gegrond. Verweerder had zich een voorstelling moeten en kunnen maken van de impact die de overval op klaagster moest hebben gehad en had zich in het verlengde hiervan ook moeten realiseren dat hij gezien de vertrouwensrelatie die hij met haar had niet als raadsman van deze verdachte kon optreden.

Uitspraak

Beslissing van 2 februari 2015

in de zaak 14-155

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 24 september 2014 met kenmerk […], door de raad ontvangen op 25 september 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [X] de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 december 2014 in aanwezigheid van zowel klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. [L], als verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.1 genoemde aanbiedingsbrief van de deken met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klagers zijn op 19 november 2013 slachtoffer geworden van een gewapende roofoverval op hun woning in [A]. Klaagster is daarbij door twee mannen met bivakmutsen vastgebonden en getaped, mishandeld en met de dood bedreigd. De overvallers hebben de inhoud van de kluis, contant geld en juwelen, meegenomen.

2.3    Enkele weken later is een verdachte, hierna te noemen ‘V’ aangehouden en op 13 december 2013 om 19.05 uur in verzekering gesteld. De dienstdoende piketadvocaat heeft V toen bezocht. Diezelfde avond heeft de vader van V contact gezocht met verweerder met het verzoek om zijn zoon bij te staan. De piketadvocaat stemde daarmee in en heeft nog diezelfde avond de piketmelding aan verweerder gemaild.

2.4    Zaterdag 14 december 2013 is door de vader van V gebruikt om alibiverklaringen ten behoeve van zijn zoon te verzamelen. Zondag 15 december 2013 heeft verweerder die verklaringen meegenomen naar het politiebureau om met V te bespreken. Toen vernam hij van V dat het een verdenking van de overval op klagers betrof.

2.5    Maandag 16 december 2013 is V voorgeleid aan de rechter-commissaris voor de behandeling van de vordering in bewaringstelling. Verweerder heeft V bij die behandeling bijgestaan.

2.6    Voorafgaand aan de voorgeleiding kreeg verweerder voor het eerst inzage in het proces-verbaal. Dat vormde voor hem aanleiding om te besluiten V bij toewijzing van de vordering inbewaringstelling niet verder bij te staan. Voorafgaand aan de voorgeleiding heeft verweerder daarom contact opgenomen met een collega advocaat die hem heeft toegezegd de zaak bij toewijzing van de vordering te zullen overnemen.

2.7    De vordering inbewaringstelling is afgewezen en V is meteen op vrije voeten gesteld.

2.8    Verweerder heeft klagers in het verleden bijgestaan. De laatste keer dat hij voor klagers is opgetreden was in 2011. Dat betrof een zakelijke kwestie. Voordien heeft hij een zaak over een verbouwing en een vergunning voor klagers privé in behandeling gehad.

2.9    Op vrijdag 7 februari 2014 heeft klager per mail een nieuwe zaak aan verweerder voorgelegd. Op 10 februari 2014 heeft klaagster per mail enkele vragen over haar positie als slachtoffer aan verweerder voorgelegd. Verweerder heeft nog diezelfde dag zowel klager als klaagster telefonisch op de hoogte gebracht van zijn bijstand aan V in de piketfase en van zijn besluit om V in geval van verdere vervolging niet meer bij te staan.

2.10    Bij brief van 25 februari 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder en tevens verzocht om te bevorderen dat verweerder op geen enkele wijze meer zou worden betrokken bij het voeren van verweer door de verdachte(n) van deze roofoverval. Na met verweerder te hebben gesproken, heeft de deken bij brief d.d. 8 april 2014 aan klagers hen op dat laatste punt gerust kunnen stellen.

2.11    V is eind september 2014 opnieuw aangehouden. 6 januari 2015 heeft een pro forma zitting plaats gevonden, 24 februari 2015 wordt de strafzaak tegen hem en twee medeverdachten inhoudelijk behandeld.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij bijstand heeft verleend aan voornoemde verdachte van de gewapende roofoverval op klaagster, terwijl verweerder klagers goed kende, bij hen thuis en op kantoor is geweest en meerdere malen voor hen als advocaat is opgetreden in zowel zakelijke als privé aangelegenheden. Daarmee heeft verweerder zich schuldig gemaakt aan belangenverstrengeling.

3.2    Klaagster is bij de overval mishandeld, volledig ingetaped en met de dood bedreigd. De inhoud van de kluis is meegenomen. Eerst geruime tijd nadat deze verdachte na afwijzing van de vordering in bewaringstelling op vrije voeten was gesteld en klager en klaagster zich los van elkaar met een verzoek om bijstand c.q. advies tot verweerder hadden gewend, heeft verweerder hen op de hoogte gebracht van zijn bijstand aan de verdachte.

4    VERWEER

4.1    Tijdens zijn bezoek aan V op het politiebureau kwam verweerder er achter dat de verdenking een overval op klaagster betrof. Maandagochtend kreeg hij pas het proces-verbaal ter beschikking. Toen pas realiseerde hij zich ten volle de impact van deze overval en besloot hij zich terug te trekken als bewaring zou volgen. Met het oog op die mogelijkheid heeft hij direct contact opgenomen met een collega-advocaat die de zaak zo nodig zou kunnen overnemen.

4.2    Toen klager een nieuwe zaak aan hem presenteerde, heeft verweerder overleg gezocht met collega’s over de vraag of hij wel of niet aan klagers zou melden dat hij V had bijgestaan. Hij heeft er voor gekozen dat wel te vertellen en heeft klager vervolgens uitgenodigd voor een bespreking bij hem op kantoor zodat hij bij die gelegenheid dit gegeven zou kunnen delen. Dat voornemen werd doorkruist door de mail van klaagster. Toen heeft hij klager gebeld en een en ander telefonisch aan hem meegedeeld, en kort daarna ook aan klaagster toen zij hem belde.

5    BEOORDELING

5.1    Naar het oordeel van de raad had verweerder meteen zondag tijdens of kort na zijn bezoek aan V tot de conclusie kunnen en moeten komen dat hij niet vrij stond om V verder bij te staan. Hij had zich moeten realiseren dat zijn eerdere optreden in meerdere zaken voor klagers in zowel zakelijke als privé aangelegenheden meebracht dat hij door hen nog steeds gezien werd als hun vertrouwenspersoon c.q. huisadvocaat en dat het hem dientengevolge niet vrij stond om met hun belang strijdige belangen van derden te behartigen. Dit klemt temeer gezien de ernst van de verdenking tegen V. Verweerder had zich een voorstelling moeten en kunnen maken van de impact die de gebeurtenissen waarvoor V was aangehouden op in het bijzonder klaagster moest hebben gehad en had zich in het verlengde hiervan ook moeten realiseren dat hij gezien de vertrouwensrelatie die hij met hen had niet als raadsman van V kon optreden.

5.2    Het lag op de weg van verweerder om meteen diezelfde zondag met V te bespreken dat en waarom hij zich diende terug te trekken en te overleggen wie hij zou benaderen voor overdracht van de zaak. Hij had daarvoor onder meer de eerdere piketadvocaat kunnen benaderen alsook de die zondag dienstdoende piketadvocaat. Dat hij niet beschikte over de desbetreffende lijst met namen en telefoonnummers is geen excuus dat hij dit niet geprobeerd heeft. Verweerder had alles op alles moeten zetten om nog die zondag tot een behoorlijke overdracht van de zaak te komen. De raad gaat ervan uit dat hij gezien het aantal in de regio gevestigde strafadvocaten daarin met maximale inspanning had kunnen slagen.

5.3    Door dit laatste na te laten en zelf nog bij de voorgeleiding voor de rechter-commissaris aan V bijstand te blijven verlenen, heeft verweerder het vertrouwen van klagers beschaamd en in strijd gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De klacht is dan ook gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    De raad is van oordeel dat aan verweerder de hierna te noemen maatregel dient te worden opgelegd. De raad betrekt daarbij dat verweerder er ter zitting blijk van heeft gegeven in te zien hoe bezwarend zijn optreden voor klagers is geweest.

BESLISSING

De raad van discipline:

De klacht van klagers tegen verweerder is gegrond.

Aan verweerder wordt de maatregel van enkele waarschuwing opgelegd.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, H. Dulack, I.P.A. van Heijst en L.A.M.J. Pütz, leden van de raad, bijgestaan door mr. M.Y.A. Verhoeven als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 februari 2015.

griffier    voorzitter