Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-02-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2015:43
Zaaknummer
ZWB 12 - 2015
Inhoudsindicatie
Advocaat handelt zorgvuldig door na te gaan of wederpartij door advocaat wordt bijgestaan, ook al werd deze in een eerdere vergelijkbare zaak niet door een advocaat bijgestaan. Advocaat mag in een tuchtrechtprocedure stukken overleggen die hij/zij ter onderbouwing van verweer noodzakelijk acht. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 12 februari 2015
in de zaak ZWB 12 - 2014
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 14 januari 2015 met kenmerk K14-118 , door de raad ontvangen op 15 januari 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:
1.1 Klager heeft zich op 22 april 2013 beklaagd over het optreden van verweerster als advocaat van de wederpartij van klager inzake familierechtelijke kwesties betreffende gezag en omgang betreffende de minderjarige dochters van klager en de cliënte van verweerster J. en E. De raad van discipline heeft de klacht van klager (bij de raad bekend onder nummer ZWB 253-2013) bij beslissing dd. 30 juni 2014 ongegrond verklaard. Klager heeft tegen de beslissing van de raad geen hoger beroep ingesteld, waardoor de beslissing onherroepelijk is geworden.
1.2 Verweerster heeft op 3 maart 2014 aan de advocaat van klager het volgende geschreven:
“ Bijgaand treft u aan een afschrift van mijn schrijven aan de rechtbank middelburg. Naar ik aanneem treedt u nog steeds op voor (klager).
Indien dat niet geval is, verneem ik dat graag van u, en verzoek ik u bijgaand schrijven aan hem door te geleiden.
1.3 De rechtbank heeft bij beschikking dd. 4 maart 2014 de ondertoezichtstelling van E. verlengd.
1.4 Verweerster heeft op 1 april 2014 middels een F9 formulier het verzoekschrift tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van J ingetrokken, omdat deze gedurende de procedure de 18-jarige leeftijd had bereikt.
1.5 Verweerster heeft in klachtzaak ZWB 352-2014 bij brief dd. 30 april 2014 een afschrift van een fax dd. 3 maart 2014, met als bijlage een afschrift van een gespreksverslag van Bureau Jeugdzorg, aan de raad van discipline toegezonden.
1.6 Verweerster heeft bij brief dd. 17 juni 2014 aan de rechtbank onder meer het volgende geschreven: “ De vrouw verzoekt uw Rechtbank dan ook duidelijk op te nemen in de te wijzen beschikking dat alle eerdere regelingen met betrekking tot de kosten van de verzorging en opvoeding en levensonderhoud van de kinderen worden vervangen door de regeling dat de man aan de vrouw een maandelijkse bijdrage voldoet ad € 400,- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding voor E., met ingang van, ofwel zoals verzocht datum indiening verzoekschrift, ofwel de datum, zoals reeds in de tussenbeschikking is opgenomen.”
1.7 Klager heeft zich op 25 september 2014 opnieuw beklaagd over het optreden van verweerster als advocaat van de wederpartij van klager in bovenvermelde familierechtelijke kwesties.
2. KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerster op 17 juni 2014 heeft verzocht te oordelen over een verzoek om eenhoofdig ouderlijk gezag en kinderalimentatie betreffende J, terwijl zij dit verzoek op 1 april 2014 had ingetrokken;
2. verweerster de kosten van de procedure onnodig heeft opgedreven door irrelevante vragen te stellen aan de advocaat van klager en door hem niet relevante documenten toe te zenden;
3. verweerster in de procedure voor de Raad van Discipline een brief van 30 april 2014 heeft overgelegd, met als bijlage een fax van 3 maart 2014. Verweerster heeft hierdoor haar beroepsgeheim geschonden.
4. verweerster ter zitting dd. 4 maart 2014 tijdens de behandeling van het verzoekschrift van de Stichting Bureau Jeugdzorg Zeeland tot verlenging van de ondertoezichtstelling van E. aan de rechter heeft medegedeeld dat de “kinderalimentatie spaak liep”. Deze mededeling was irrelevant en bovendien onjuist. Verweerster verspreidt laster.
3. VERWEER
3.1 Het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van J. is ingetrokken omdat J. lopende de procedure meerderjarig was geworden en verweerster J. niet bijstond. Verweerster heeft in haar brief dd. 17 juni 2014 aan de rechtbank niet alsnog verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van J. Zij verzocht om de regeling met verblijfoverstijgende lasten zoals neergelegd in het ouderschapsplan te vervangen, omdat er geen co-ouderschap meer was. De rechtbank heeft het verzoek van verweerster afgewezen omdat bij toekenning van het verzoek alsnog een beslissing over J. zou worden genomen.
3.2 Verweerster kon op het verzoekschrift verlenging ondertoezichtstelling niet zien of klager in die kwestie door een advocaat werd bijgestaan. Verweerster heeft bij de advocaat die klager in de kwesties betreffende gezag, omgang en kosten verzorging en opvoeding bijstond geïnformeerd of hij klager ook in deze kwestie bijstond. Verweerster heeft en afschrift van het verslag betreffende de ondertoezichtstelling aan de advocaat van klager toegezonden, aangezien dit relevant was voor de kwestie betreffende het gezag/omgang waarin hij klager wel bijstond.
3.3 Verweerster heeft in de procedure bij de Raad van Discipline die stukken overgelegd, die zij ter onderbouwing van haar verweer nodig achtte. De raad gaat zorgvuldig om met deze stukken.
3.4 Klager en de cliënte van verweerster voeren overal strijd over. Dit blijkt uit het concept van de rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming. Klager heeft de kinderalimentatie wel voldaan op de kinderrekening, maar heeft hiervan vervolgens kosten betaald waarvoor deze rekening niet bedoeld was en waarmee de cliënte van verweerster niet instemde. Dat bedoelde verweerster met haar mededeling dat de kinderalimentatie spaak liep. Er is geen sprake van laster.
4. BEOORDELING
4.1 Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.
4.2 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
4.3 De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. De advocaat mag in het algemeen afgaan op de juistheid van het feitenmateriaal dat de cliënt heeft verschaft en is slechts in uitzonderingsgevallen gehouden de juistheid daarvan te verifiëren. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.
4.4 Vast staat dat verweerster op 1 april 2014 middels een F9 formulier het verzoek betreffende eenhoofdig gezag en kinderalimentatie ten aanzien van J. heeft ingetrokken, omdat zij meerderjarig was geworden. Het verzoek in de brief dd. 17 juni 2014 had betrekking op alle eerdere regelingen met betrekking tot de kosten van de verzorging en opvoeding en levensonderhoud van de kinderen. Verweerster heeft hiermee gehandeld in het belang van haar cliënte. Dat de rechtbank het verzoek heeft afgewezen omdat hiermee alsnog geoordeeld zou worden over het ten aanzien van J. ingetrokken verzoek, betekent niet dat verweerster hiermee de grens heeft overschreden die haar als advocaat van de wederpartij toekwam.
4.5 Verweerster heeft bij brief dd. 3 maart 2014 bij de advocaat van klager geinformeerd of deze ook optrad in de kwestie betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van E. Nu klager in de kwesties betreffende gezag en omgang werd bijgestaan door een advocaat, heeft verweerster zorgvuldig gehandeld door na te gaan of deze advocaat ook in de ondertoezichtstelling als advocaat optrad. Het staat verweerster immers niet vrij een wederpartij te benaderen indien deze door een client wordt bijgestaan. Dat klager eerder in de ondertoezichtstellingkwestie niet door een advocaat werd bijgestaan, betekent niet dat klager bij de kwestie betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling opnieuw niet werd bijgestaan door een advocaat. Ter zake valt verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.
4.7 Evenmin valt het verweerster tuchtrechtelijk aan te rekenen dat zij een afschrift van haar brief aan de rechtbank dd. 3 maart 2014, met bijlage, aan de advocaat van klager heeft toegezonden. Het als bijlage daarbij gevoegde verslag van de ondertoezichtstelling kon immers ook in de daarmee samenhangende procedure betreffende het gezag over en de omgang met E. van belang zijn.
4.8 Het staat verweerster in een tuchtrechtprocedure vrij die stukken die zij ter onderbouwing van haar verweer noodzakelijk acht over te leggen aan de tuchtrechter. Ook hiervan valt verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.
4.9 Verweerster heeft ter zitting dd. 4 maart 2014 het standpunt van haar cliënte naar voren gebracht, waaronder de stelling dat de regeling ten aanzien van de kinderalimentatie niet verliep zoals door partijen was afgesproken. De uitspraak dat de kinderalimentatie spaak liep is niet als onnodig grievend aan te merken. Het stond verweerster vrij datgene naar voren te brengen wat zij in het belang van haar cliënte noodzakelijk achtte. Gelet op de samenhang tussen de verschillende procedures betreffende de kinderen van klager en de cliënte van verweerster is het niet onbegrijpelijk dat in de ene procedure zaken uit een andere zaak worden aangehaald. Verweerster heeft steeds gehandeld in het belang van haar client. Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat zij daarbij de belangen van klager nodeloos heeft geschaad dan wel dat zij zich nodeloos grievend tegenover klager heeft uitgelaten.
4.10 Het moge zo zijn dat de uitlatingen van verweerster dan wel haar aanpak van de zaak door klager als onaangenaam is ervaren, dat betekent echter niet dat verweerster de grens heeft overschreden van hetgeen haar als advocaat van de wederpartij van klager vrijstond.
4.11 Voor zover klager bedoelt met zijn repliek aan de deken nog een vijfde klachtonderdeel toe te voegen, te weten dat verweerster de concept-rapportage van de raad voor de kinderbescherming niet aan de deken had mogen toezenden, overweegt de voorzitter dat ook dat onderdeel als kennelijk ongegrond moet worden aangemerkt. Het staat in beginsel aan de aangeklaagde advocaat vrij om zich ter verweer op stukken te beroepen die hij of zij relevant acht in de tuchtrechtelijke procedure. In het onderhavige geval had de ingediende klacht betrekking op de wijze waarop verweerster optreedt in een zaak met betrekking tot gezag, omgang en ondertoezichtstelling, op welke aspecten de raadsrapportage eveneens betrekking had.
4.12 De voorzitter zal de klacht op grond van al het bovenstaande in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afwijzen.
BESLISSING
De voorzitter:
wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond af.
Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrere-Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 12 februari 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 16 februari 2015
per aangetekende en per gewone post verzonden aan:
- klager
per gewone post verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-
Brabant.
Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 3115, 4800 DC Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.