Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:29

Zaaknummer

R. 4608/14.193

Inhoudsindicatie

De klachten gericht tegen verweerder zien met name op de handelwijze van verweerder in zijn relatie tot B. BV en in mindere mate op zijn handelwijze in zijn hoedanigheid van advocaat.Klaagster verwijt verweerder dat hij zich niet heeft gehouden aan de gedragsregels 1, 2 lid 1, 4, 7, 19, 23 en 35.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Uit de door klaagster overgelegde uittreksels van de Kamer van Koophandel en de verklaringen van verweerder volgt dat verweerder bestuurder is van de Stichting Beheer Derdengelden B. BV als, sedert februari 2014, algemeen directeur. Klaagster is van mening dat de onafhankelijkheid van verweerder in het geding is, doordat hij zowel als advocaat van A. Levensverzekeringen NV is opgetreden als financiële en/of persoonlijke belangen heeft in B. BV.

Inhoudsindicatie

Nu verweerder heeft nagelaten klaagster hierover te informeren, is het voor te stellen dat bij klaagster de indruk is ontstaan dat verweerder meerdere belangen heeft en dient, waaronder een persoonlijk belang, en ook is niet onbegrijpelijk dat bij klaagster vraagtekens zijn gerezen over de onafhankelijkheid van verweerder. Het had naar het oordeel van de raad dan ook op de weg van verweerder gelegen klaagster mede te delen dat hij naast advocaat van A. Levensverzekeringen NV ook bestuurder van de Stichting Beheer Derdengelden en algemeen directeur van B. BV is. Verweerder heeft dit nagelaten. De raad acht dit handelen/nalaten van verweerder niet handig, maar niet dusdanig onzorgvuldig dat dit tot gegrondheid van de klacht zou moeten leiden. Niet kan immers worden vastgesteld dat de onafhankelijkheid van verweerder daadwerkelijk in het geding is (geweest). Klaagster heeft hiervoor onvoldoende gesteld.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 19 augustus 2014 aan de raad met kenmerk K036, door de raad ontvangen op 19 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 5 januari 2015 van de raad in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft bij A. Levensverzekeringen NV in 2006 een hypothecaire geldlening afgesloten ter financiering van haar woning.

2.3 In 2013 is er een achterstand ontstaan in de betaling van de maandelijkse hypotheeklasten. A. Levensverzekeringen NV heeft B. BV, het bedrijf van de zoon van verweerder, ingeschakeld voor de incasso van deze achterstand.

2.4 In juli 2013 is in opdracht van A. Levensverzekeringen NV derdenbeslag gelegd op de uitkering van klaagster bij het UWV. Op 22 juli 2013 is door A. Levensverzekeringen NV contact opgenomen met klaagster en is de mogelijkheid van een onderhandse verkoop van de verhypothekeerde woning aan klaagster voorgehouden, bij gebreke waarvan A. Levensverzekeringen NV over zou gaan tot een executoriale verkoop.

2.5 Tussen klaagster en A. Levensverzekeringen NV is vervolgens discussie ontstaan over de hoogte van de achterstand en van het bedrag dat A. Levensverzekeringen NV via het derdenbeslag had ontvangen.

2.6 Klaagster heeft laten weten bereid te zijn mee te werken aan de onderhandse verkoop van de woning. De woning is vervolgens getaxeerd op een waarde van € 210.000,00.

2.7 Klaagster heeft om een afschrift van het taxatierapport verzocht, maar heeft dit niet gekregen. De onderhandse verkoop van de woning heeft niet plaatsgevonden, als gevolg waarvan in opdracht van A. Levensverzekeringen NV uiteindelijk toch de executoriale verkoop van de woning aan klaagster is aangezegd.

2.8 De woning van klaagster is op 11 maart 2014 geveild en op 16 april 2014 ontruimd.

2.9 Bij brief van 4 november 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 Klaagster verwijt verweerder dat hij zich niet heeft gehouden aan de gedragsregels 1, 2 lid 1, 4, 7, 19, 23 en 35.

Gedragsregel 1

3.2 Klaagster heeft door de handelwijze van verweerder het vertrouwen in de advocatuur verloren. Klaagster heeft uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel overgelegd. Uit deze uittreksels volgt dat verweerder sinds 2 november 2005 bestuurder is van de Stichting Beheer Derdengelden van de vennootschap van zijn zoon, B. BV. B. BV werkt voor opdrachtgevers in de financiële sector, waaronder A. Levensverzekeringen NV. Voor A. Levensverzekeringen NV incasseert B. BV premieachterstanden en beheert zij hypothecaire restschuldportefeuilles. Voorts blijkt uit deze uittreksels dat verweerder sinds 4 februari 2014 tevens algemeen directeur is van B. BV. Ten slotte volgt uit deze uittreksels dat de gevolmachtigde van A. Levensverzekeringen NV, tevens contactpersoon van verweerder, gevolmachtigde van Vastgoedmaatschappij I BV is, welke vennootschap ter gelegenheid van de veiling van haar woning een eerste bod op haar woning heeft uitgebracht ad € 190.000,00.

Gedragsregel 2 lid 1

3.3 Verweerder is met de vennootschap van zijn zoon B. BV gelieerd aan A. Levensverzekeringen NV. A. Levensverzekeringen NV schakelt B. BV in op het moment dat verzekerden niet aan hun betalingsverplichtingen voldoen. Verweerder is opgetreden tegen klaagster namens A. Levensverzekeringen NV. Klaagster twijfelt aan de onafhankelijkheid van verweerder in deze zaak.

Gedragsregel 4

3.4 Klaagster verwijt verweerder dat hij niet zorgvuldig is geweest in de berekening van de opbrengsten uit het gelegde executoriaal derdenbeslag. Klaagster heeft verweerder meermaals tevergeefs gevraagd hierover duidelijkheid te verschaffen. Voorts bevreemdt het klaagster dat er twee verschillende deurwaarders zijn ingeschakeld, één deurwaarder die het derdenbeslag heeft gelegd en één deurwaarder die de aanzegging tot openbare verkoop van de woning heeft gedaan.

Gedragsregel 7

3.5 De neef van klaagster, mr. M., is (één van) de zakelijke partner(s) van verweerder. Voorheen was klaagster cliënte van mr. M.. Mr. M. heeft klaagster in de jaren ’90 bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Klaagster is dan ook van mening dat sprake is van een tegenstrijdig belang, nu zij cliënte is geweest van de kantoorgenoot van verweerder.

Gedragsregel 19

3.6 Klaagster verwijt verweerder dat hij onnodig tot executie is overgegaan en klaagster geen redelijke termijn tot beraad heeft gegeven. Op 26 oktober 2013 is aan klaagster medegedeeld dat tot executie zou worden overgegaan en op 1 november 2013 is opdracht gegeven tot openbare verkoop van haar woning. Vanwege dit tijdsbestek heeft klaagster geen contrataxatie voor haar woning kunnen laten uitvoeren, dan wel andere maatregelen kunnen treffen of voorstellen kunnen doen teneinde executie te kunnen voorkomen.

Gedragsregel 23

3.7 Klaagster is van mening dat verweerder klaagster geen, althans onvoldoende, inzicht heeft verstrekt in de opbrengsten uit het gelegde executoriaal derdenbeslag.

Gedragsregel 35

3.8 Klaagster betwijfelt of de heer V. wel namens A. Levensverzekeringen NV mocht optreden. Naar de mening van klaagster is de heer V. niet gemachtigd om hypotheken op te zeggen. Klaagster betwijfelt dan ook of verweerder is opgetreden namens A. Levensverzekeringen NV, nu verweerder slechts opdrachten van de heer V. heeft ontvangen.

 

4 VERWEER

Gedragsregel 1

4.1 Verweerder betwist dat hij in strijd met gedragsregel 1 heeft gehandeld. Verweerder heeft gesteld dat hij klaagster altijd behulpzaam en ter wille is geweest. Verweerder stelt dat hij bij afwezigheid van zijn zoon een telefoontje heeft aangenomen bij B. BV en toen klaagster aan de lijn kreeg die hem de problematiek met A. Levensverzekeringen NV heeft voorgehouden. Vanwege zijn zakelijke relatie met A. Levensverzekeringen NV heeft verweerder geprobeerd klaagster te helpen en in dat kader overleg gepleegd met de contactpersoon van A. Levensverzekeringen NV, de heer V.

Gedragsregel 2 lid 1

4.2 Verweerder betwist dat er sprake zou zijn van belangenverstrengeling.

Gedragsregels 4 en 23

4.3 Verweerder betwist dat hij ooit een deurwaarder in de kwesties met klaagster heeft ingeschakeld en stelt voorts dat de deurwaarder de berekeningen maakt en niet de advocaat.

Gedragsregel 7

4.4 Verweerder betwist dat mr. M. zijn zakelijke partner is, zodat van een tegenstrijdig belang geen sprake kan zijn.

Gedragsregel 19

4.5 Verweerder betwist dat hij de executie zou zijn gestart. A. Levensverzekeringen NV heeft niet verweerder, maar de notaris daartoe opdracht gegeven. Het lag naar de mening van verweerder op de weg van klaagster om zelf een taxatie te laten uitvoeren dan wel in kort geding stopzetting van de executieverkoop te bewerkstelligen.

Gedragsregel 35

4.6 Verweerder stelt dat het klaagster vrij staat te twijfelen aan de juistheid van het optreden van de heer V., maar dat de heer V. bevoegd is, en was, om al datgene te doen wat hij in klaagsters zaak heeft gedaan.

 

 

5 BEOORDELING

5.1 De klachten gericht tegen verweerder zien met name op de handelwijze van verweerder in zijn relatie tot B. BV en in mindere mate op zijn handelwijze in zijn hoedanigheid van advocaat. Uitgangspunt is dat het in de artikelen 46 e.v. Advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en er toe strekt om een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft op hem het tuchtrecht van toepassing indien zijn gedrag het vertrouwen in de advocatuur ondermijnt. Hiervan is sprake als er voldoende aanknopingspunten zijn tussen de gedragingen en de praktijkuitoefening als advocaat.

5.2 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard, bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt, te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

Gedragsregel 1

5.3 Dit klachtonderdeel ziet op de vragen in hoeverre A. Levensverzekeringen NV terecht dan wel onterecht de executie heeft aangezegd en die of het verweerder vrij stond namens zijn cliënte het huurbeding uit de hypotheekakte in te roepen. De raad is van oordeel dat klaagster zich voor het antwoord op de eerste vraag dient te wenden tot de civiele rechter nu de tuchtrechter niet bevoegd is hierover een oordeel te geven. Het inroepen van een huurbeding is het recht van de hypotheeknemer uit hoofde van de hypotheekakte. Dat A. Levensverzekeringen NV hiervoor de hulp inroept van een advocaat staat A. Levensverzekeringen NV vrij, zoals verweerder ook vrij stond deze opdracht te aanvaarden.

Gedragsregel 2 lid 1

5.4 Uit de door klaagster overgelegde uittreksels van de Kamer van Koophandel en de verklaringen van verweerder volgt dat verweerder bestuurder is van de Stichting Beheer Derdengelden B. BV als, sedert februari 2014, algemeen directeur. Klaagster is van mening dat de onafhankelijkheid van verweerder in het geding is, doordat hij zowel als advocaat van A. Levensverzekeringen NV is opgetreden als financiële en/of persoonlijke belangen heeft in B. BV.

5.5 Klaagsters klacht is niet zozeer gericht op het gestelde in gedragsregel 2 lid 1, maar meer op het gestelde in gedragsregel 29, waarin is bepaald dat de advocaat in zijn contacten met derden misverstand dient vermijden over de hoedanigheid waarin hij in de gegeven situatie optreedt. De raad stelt op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting vast dat niet is gebleken dat verweerder klaagster heeft medegedeeld dat hij algemeen directeur is van B. BV noch dat hij bestuurder is van de Stichting Beheer Derdengelden van deze vennootschap. Klaagster heeft dit zelf geconstateerd na raadpleging van de informatie bij de Kamer van Koophandel. Nu verweerder heeft nagelaten klaagster hierover te informeren, is het voor te stellen dat bij klaagster de indruk is ontstaan dat verweerder meerdere belangen heeft en dient, waaronder een persoonlijk belang, en ook is niet onbegrijpelijk dat bij klaagster vraagtekens zijn gerezen over de onafhankelijkheid van verweerder. Het had naar het oordeel van de raad dan ook op de weg van verweerder gelegen klaagster mede te delen dat hij naast advocaat van A. Levensverzekeringen NV ook bestuurder van de Stichting Beheer Derdengelden en algemeen directeur van B. BV is. Verweerder heeft dit nagelaten. De raad acht dit handelen/nalaten van verweerder niet handig, maar niet dusdanig onzorgvuldig dat dit tot gegrondheid van de klacht zou moeten leiden. Niet kan immers worden vastgesteld dat de onafhankelijkheid van verweerder daadwerkelijk in het geding is (geweest). Klaagster heeft hiervoor onvoldoende gesteld.

 Gedragsregels 4 en 23

5.6 Indien klaagster zich niet kon verenigen met de inschakeling van deurwaarders door A. Levensverzekeringen NV en het vervolgens executeren/veilen van haar woning, lag het op klaagsters weg een executiegeschil aanhangig te maken. Klaagster heeft erkend dat zij hier niet toe is overgegaan. Het is in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder geen nader onderzoek heeft verricht naar de exacte hoogte van de betalingsachterstand van klaagster.

Gedragsregel 7

5.7 Vast staat dat mr. M. klaagster in de jaren ’90 heeft bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. In casu is sprake van een geheel andere kwestie en is er ook geen verband tussen deze twee kwesties. Niet is gebleken dat verweerder over vertrouwelijke informatie beschikte als waarop gedragsregel 7 lid 4 ziet en die van belang kon zijn in de zaak tegen klaagster. Ook overigens is niet van redelijke bezwaren gebleken.

Gedragsregel 19

5.8  Verweerder heeft onbetwist gesteld dat A. Levensverzekeringen NV  zelf opdracht aan de notaris heeft gegeven voor de executie van de  woning van klaagster.

Gedragsregel 30

5.9 Klaagster verwijt verweerder dat hij gebruik heeft gemaakt van een taxatierapport, terwijl hij wist dat dit taxatierapport “vals” was of in ieder geval onjuiste informatie bevatte.  Klaagster is van mening dat verweerder zonder nader onderzoek geen gebruik had mogen (blijven) maken van het taxatierapport, zeker niet nadat zij hem op de hoogte had gebracht, door middel van een nadere onderbouwing, van de onjuistheid in het rapport. Bij e-mail van 22 oktober 2013 heeft klaagster verweerder bericht dat zij zijn advies een andere makelaar in te schakelen voor een taxatieopdracht zou opvolgen. Uit de stukken blijkt echter niet dat klaagster daadwerkelijk een makelaar opdracht heeft gegeven een taxatie op te stellen. Klaagster heeft wel gesteld op basis waarvan de getaxeerde waarde volgens haar niet juist zou zijn, maar dit is, voor zover uit de stukken kan worden opgemaakt, niet door een taxateur vastgesteld. Ook blijkt niet uit de stukken dat verweerder had moeten twijfelen aan de informatie van zijn cliënt. Verweerder mocht dan ook afgaan op de mededelingen van zijn cliënt in dit geval. Van belang is nog dat het niet ongebruikelijk is dat in een taxatierapport wordt opgenomen dat het rapport slechts is opgesteld ten behoeve van de opdrachtgever, dat het niet voor andere doeleinden mag worden gebruikt en niet aan derden mag worden verstrekt. Dat verweerder heeft geweigerd klaagster een afschrift van het taxatierapport te verstrekken, is naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, reeds omdat het rapport aan zijn cliënte toebehoorde en die zulks niet toestond.

Gedragsregel 35

5.10 Dat de heer V. niet bevoegd was om namens A. Levensverzekeringen NV aan verweerder opdrachten te verstrekken, is uit de stukken niet gebleken. Gelet hierop valt naar het oordeel van de raad niet in te zien waarom verweerder geen opdrachten van de heer V. had mogen aanvaarden.

5.11 Gelet op het vorenstaande acht de raad de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline:

 

verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, P.S. Kamminga en H.E. Meerman leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 maart 2015.

griffier voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT BREDA

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4814 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl. Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl