Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:86

Zaaknummer

R. 4736/15.46

Inhoudsindicatie

Klacht jegens advocaat wederpartij.

Inhoudsindicatie

De uitlatingen van verweerder in zijn brief zijn mogelijk door klagers als dreigement opgevat. Dit brengt op zichzelf niet met zich dat verweerder de grens heeft overschreven van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond. Verweerder heeft gesteld dat hij in zijn brief het standpunt van zijn cliënt heeft verwoord. Verweerder heeft voorts aan klagers laten weten wat de mogelijke consequenties van het doen van een (valse) aangifte zijn. Dit stond verweerder in de gegeven omstandigheden vrij.

Inhoudsindicatie

klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 25 februari 2015 met kenmerk K319 2014 bm/ak, door de raad ontvangen op 25 februari 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klagers vormen tezamen met de cliënt van verweerder een maatschap van fysiotherapeuten.

1.3 Naast deze maatschap voert ieder een eigen praktijk.

1.4 Binnen de praktijk is er verschil van mening ontstaan over de wijze waarop verweerders cliënt declareert aan de zorgverzekeraars.

1.5 Bij e-mail van 29 juli 2014 heeft verweerder klagers, voor zover in deze relevant, geschreven:

“..

Wel waarschuw ik u voor de daaruit voortvloeiende consequenties, waarvoor u zich te zijner tijd zult dienen te verantwoorden. Ook dient u wat dat betreft de eigen bedrijfsvoering goed te bezien en te controleren.”

1.6 Bij brief van 12 november 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder dat verweerder klagers heeft bedreigd en getracht heeft klagers in een kwaad daglicht te stellen met het doel hen te dwingen hun standpunt, omtrent het binnen hun maatschap bestaande geschil, te herzien.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder is van mening dat, voor zover er al sprake zou zijn van een onjuiste wijze van declareren door zijn cliënt, dat klagers niet aangaat, nu het de praktijkvoering van klagers niet kan schaden. Klagers hebben volgens verweerder diverse malen het dreigement geuit dat zij bij de zorgverzekeraars melding zouden maken van frauduleuze handelingen door verweerder. Verweerder heeft gesteld dat zijn cliënt op zijn beurt van mening is dat de wijze waarop klagers declareren niet conform de geldende regels is. Zijn cliënt wenst zich hier in principe niet mee te bemoeien, maar op het moment dat klagers besluiten de zorgverzekeraars te informeren, zal de cliënt van verweerder zich eveneens bij de zorgverzekeraars over klagers beklagen. Het standpunt van zijn cliënt heeft verweerder bij e-mail van 29 juli 2014 aan klagers kenbaar gemaakt.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.3 De uitlatingen van verweerder in zijn brief van 29 juli 2014 zijn mogelijk door klagers als dreigement opgevat. Dit brengt op zichzelf niet met zich dat verweerder de grens heeft overschreven van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond. Verweerder heeft gesteld dat hij in zijn brief van 29 juli 2014 het standpunt van zijn cliënt heeft verwoord. Verweerder heeft voorts aan klagers laten weten wat de mogelijke consequenties van het doen van een (valse) aangifte zijn. Dit stond verweerder in de gegeven omstandigheden vrij.

4.4 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond  verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr.  C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 19 maart 2015.

griffier  voorzitter

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers 

en per gewone post aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.