Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-05-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:158
Zaaknummer
R. 4775/15.85
Inhoudsindicatie
Klacht tegen verweerder in hoedanigheid van deken.
Inhoudsindicatie
Klaagster vraagt zich onder meer af of verweerder “degelijk en deugdelijk onderzoek levert, en of verweerder met zijn acceptatie wat hij niet weet of niet begrepen heeft en met zijn woordkeurs boven partijen staat.”
Inhoudsindicatie
Uit de stukken is niet gebleken dat op klaagsters vragen, zoals gesteld in haar klachtbrief , van andere antwoorden sprake zou kunnen zijn, dan de antwoorden welke verweerder heeft gegeven. Klaagster heeft een en ander ook niet nader onderbouwd. Ook de overige door klaagster geponeerde klachtonderdelen leiden niet tot de vaststelling dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
Inhoudsindicatie
Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 30 april 2015 met kenmerk R 2015/39 cij, door de raad ontvangen op 1 mei 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Klaagster heeft een klacht ingediend tegen de voormalig deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
1.3 Verweerder heeft ex artikel 46c lid 4 Advocatenwet, in zijn hoedanigheid van deken van de Haagse Orde van Advocaten, deze klacht in behandeling genomen en bij brief van 21 november 2014 zijn visie gegeven.
1.4 Bij brief van 8 december 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder vraagt klaagster zich af of verweerder “degelijk en deugdelijk onderzoek levert, en of verweerder met zijn acceptatie wat hij niet weet of niet begrepen heeft en met zijn woordkeurs boven partijen staat.”
2.2 Voorts verwijt klaagster verweerder dat hij
- over het hoofd ziet dat in de Leidraad dekenale klachtbehandeling staat vermeld dat een klacht per e-mail kan worden ingediend als die weg geopend is, maar dat dat in de onderhavige klachtprocedure voor klaagster niet gold;
- grievend taalgebruik als zodanig niet herkent en daarover geen vragen aan deskundigen of aan klaagster stelt;
- het loze dreigement van de voormalig deken van de Orde van Advocaten te Rotterdam, mr. D, over het hoofd ziet.
2.3 Voorts verwijt klaagster verweerder dat hij een slechte of onjuiste klachtenprocedure heeft toegepast, hetgeen uitmondt in ondermijning van de rechtsstaat.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft gesteld dat het onderzoek naar de klacht heeft plaatsgevonden conform de Leidraad dekenale klachtbehandeling.
3.2 Verweerder heeft voorts gesteld dat klaagster geen feiten en/of omstandigheden heeft gesteld, waaruit zou blijken dat hij bij het uitoefenen van zijn functie van deken zijn taak zodanig heeft verwaarloosd of zich in die hoedanigheid zodanig heeft misdragen dat hij geacht moet worden zich te hebben schuldig gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt. Om die reden laat verweerder het gestelde onder punt 2 tot en met 4 (5) in klaagsters klacht onbesproken. Verweerder meent dat klaagsters klacht niet-ontvankelijk, althans ongegrond is.
4 BEOORDELING
4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
4.2 Klaagsters klacht ziet op de handelwijze van verweerder in zijn hoedanigheid van deken. De aard van de functie van deken brengt met zich dat bij de tuchtrechtelijke controle, waaraan ook het optreden van een deken is onderworpen, terughoudendheid dient te worden betracht vanwege de beleidsvrijheid die een advocaat in die functie toekomt. De wijze waarop een deken onderzoek doet naar een tuchtrechtelijke klacht over een advocaat valt daarbij in principe binnen voornoemde beleidsvrijheid. Enkel indien zou blijken van feiten waaruit kan worden afgeleid dat verweerder door de wijze waarop hij zijn onderzoek van de door klaagster ingediende klacht heeft verricht, het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad, of dat hij zijn taken zodanig heeft verwaarloosd of zich zodanig heeft misdragen, dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt, kan sprake zijn van klachtwaardig gedrag aan de zijde van verweerder. Daarvan is de voorzitter niet gebleken.
4.3 Het staat een deken vrij zijn visie te geven over een ingediende klacht. Indien klaagster het hier niet mee een is, staat het klaagster vrij de klacht ter beoordeling voor te laten leggen aan de Raad van Discipline, hetgeen klaagster ook heeft gedaan.
4.4 Uit de stukken is niet gebleken dat op klaagsters vragen, zoals gesteld in haar klachtbrief van 8 december 2014, van andere antwoorden sprake zou kunnen zijn, dan de antwoorden welke verweerder heeft gegeven. Klaagster heeft een en ander ook niet nader onderbouwd. Ook de overige door klaagster geponeerde klachtonderdelen leiden niet tot de vaststelling dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
4.5 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond. verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door jhr.mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 28 mei 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 29 mei 2015 per aangetekende post verzonden aan:
- klaagster
en per gewone post aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.