Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:92

Zaaknummer

R. 4713/15.23

Inhoudsindicatie

Klacht van advocaat jegens client over de kwaliteit van de dienstverlening.

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft de stellingen van klager met betrekking tot het onder druk zetten gemotiveerd betwist. Vast staat dat de bereikte schikking in aanwezigheid van klager tot stand is gekomen en dat verweerder, alvorens de schikking werd bereikt, daarover met klager overleg heeft gepleegd. Op grond hiervan kan worden aangenomen dat klager willens en wetens met de schikking heeft ingestemd. Dat klager hier mogelijk achteraf spijt van heeft, doet aan het vorenstaande niet af.

Inhoudsindicatie

Het is voorts aan de advocaat te bepalen welke stukken hij wel of niet in het geding wenst te brengen. In het midden kan blijven welke stukken verweerder wel en welke stukken hij niet in het geding heeft gebracht en wat de reden daarvan was, nu klager ter zitting met de verkopende partij een schikking heeft getroffen.

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 19 januari 2015 met kenmerk K229 2014, door de raad ontvangen op 20 januari 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft eind 2013 een onroerende zaak gelegen te Den Haag gekocht van de heer S en mevrouw Z. Na de aankoop heeft klager bij verwijdering van het verlaagde plafond geconstateerd dat de leidingen van het daarboven gelegen pand, voorheen ook eigendom van de heer S en mevrouw Z, door zijn woning heen lopen.

1.3 De notaris heeft op 10 januari 2014 klager geadviseerd de verkoper hiervoor aan te spreken.

1.4 In eerste instantie werd klager bijgestaan door een jurist, maar deze heeft zijn werkzaamheden gestaakt, omdat klager zijn nota’s niet betaalde.

1.5 Verweerder behartigt sinds 8 april 2014 de belangen van klager in bovenomschreven geschil met de verkopers.

1.6 Verweerder heeft de heer S en mevrouw Z op 10 juli 2014 in kort geding gedagvaard.

1.7 De behandeling ter zitting heeft op 7 augustus 2014 plaatsgevonden.

1.8 Tijdens deze zitting is tussen klager en de heer S en mevrouw Z een schikking getroffen, vastgelegd in een proces-verbaal. Overeengekomen is dat de verkopers klager een bedrag van € 4.000,-- zouden betalen tegen finale kwijting.

1.9 Bij e-mail van 26 augustus 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij tekort geschoten is in de behartiging van zijn belangen, nu hij klager onder druk heeft gezet een schikking te treffen met zijn wederpartij en hij heeft verzuimd belangrijke bewijsstukken aan de rechter te overleggen. 

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft gesteld dat de procedure die hij voor klager heeft gevoerd alleen gericht was tegen het verborgen gebrek in het aangekochte pand.

3.2 Verweerder heeft op basis van een deskundigenrapport in overleg met klager een kort geding aangespannen tegen de verkopers. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van het kort geding heeft de voorzieningenrechter medegedeeld dat een groot deel van de genoemde gebreken ofwel voor risico van de kopers kwam, vanwege de in de koopovereenkomst opgenomen exoneraties, dan wel dat de gestelde gebreken op zichzelf geen verborgen gebrek waren. Verweerder heeft gesteld dat de voorzieningenrechter van oordeel was dat de door klagers huis lopende leidingen van de bovengelegen etage geen verborgen gebrek vormden.

3.3 Gelet op het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder klager geadviseerd een schikking te treffen met de verkopende partij voor een bedrag van € 4.000,--. Verweerder heeft betwist dat hij klager daarbij onder druk zou hebben gezet. Om klager tegemoet te komen heeft verweerder aangeboden geen kosten in rekening te brengen voor de zitting en aan een bevriende aannemer te vragen of hij voor een bedrag van € 4.000,-- de door klagers woning lopende leidingen in orde wilde maken.

3.4 Verweerder merkt op dat klager op de laatste dag van verweerders vakantie op zijn kantoor inzage heeft verzocht in zijn dossier, omdat klager enkele stukken nodig had. Klager heeft vervolgens zijn gehele dossier meegenomen en niet teruggebracht. Bij e-mail van 1 september 2014 heeft verweerder klager bericht dat hij zonder dossier en zonder opdracht geen werkzaamheden voor hem kan verrichten. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat hij het geschil graag met klager wil oplossen en heeft om klagers medewerking gevraagd.

3.5 Volgens verweerder heeft klager direct na het kort geding zijn bovenbuurman aangeschreven en heeft klager van de rechtsbijstandsverzekering van zijn buurman een antwoord gekregen. Verweerder merkt op dat hij daarmee geen bemoeienis heeft gehad.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

4.3 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en wat het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.

4.4 Naar aanleiding van een advies van de door klager geraadpleegde notaris is een kort geding procedure aanhangig gemaakt. Verweerder heeft in zijn ongedateerde, door klager voor akkoord getekende, opdrachtbevestiging aan klager bevestigd dat hij niet kan garanderen een bepaald resultaat te bereiken.

4.5 Verweerder heeft de stellingen van klager met betrekking tot het onder druk zetten gemotiveerd betwist. Vast staat dat de bereikte schikking in aanwezigheid van klager tot stand is gekomen en dat verweerder, alvorens de schikking werd bereikt, daarover met klager overleg heeft gepleegd. Op grond hiervan kan worden aangenomen dat klager willens en wetens met de schikking heeft ingestemd. Dat klager hier mogelijk achteraf spijt van heeft, doet aan het vorenstaande niet af.

4.6 Het is voorts aan de advocaat te bepalen welke stukken hij wel of niet in het geding wenst te brengen. In het midden kan blijven welke stukken verweerder wel en welke stukken hij niet in het geding heeft gebracht en wat de reden daarvan was, nu klager ter zitting met de verkopende partij een schikking heeft getroffen.

4.7 Verweerder heeft op 1 september 2014 per e-mail aangegeven dat hij bereid is met klager het probleem op te lossen, maar dat hij dan wel klagers dossier nodig heeft. Nu verweerder niet de beschikking meer had over klagers dossier, kon hij niet anders dan zijn werkzaamheden staken.

4.8 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond  verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 11 februari 2015.

griffier  voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 12 februari 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.