Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-12-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:329

Zaaknummer

15-507 DH/RO

Inhoudsindicatie

Klacht van cliënt jegens advocaat. Kwaliteit dienstverlening.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klachten over het feit dat klagers verweerder hebben moeten verzoeken een bespreking te voeren in aanloop naar de zitting en het feit dat verweerder klagers tijdens deze bespreking vroeg of hij hen al eerder had gezien, zijn in de door verweerder geschetste omstandigheden, die door klagers niet zijn betwist, van onvoldoende gewicht. 

Inhoudsindicatie

Klagers hebben niet betwist dat de door mr B gevoerde procedure een andere procedure betrof. Derhalve stond het verweerder vrij om een nieuwe toevoeging aan te vragen en is  niet gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft niet ontkend dat de procedure niet bij de juiste rechter is ingediend. Wel blijkt uit de toegezonden stukken dat de wederpartij zich tijdens de zitting ermee akkoord heeft verklaard dat de betreffende rechter deze zaak toch inhoudelijk zou behandelen. De stelling van klagers dat de rechter geen inhoudelijke beslissing kon nemen, mist daarmee feitelijke grondslag. Nu klagers hiervan geen daadwerkelijk nadeel hebben ondervonden is deze klacht voor het overige van onvoldoende gewicht. 

Inhoudsindicatie

Klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond dan wel van onvoldoende gewicht.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van 29 oktober 2015 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam met kenmerk R 2015/100 edl, door de raad ontvangen op 30 oktober 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klagers hebben zich tot verweerder gewend met het verzoek hen bij te staan in het (vervolg van) hun geschil met de gemeente Rotterdam inzake een op het inkomen van klagers gelegd beslag.

1.3 Klagers stellen dat de gemeente ten onrechte een te hoge belastingvrije voet heeft gebruikt.

1.4 Op 1 december 2015 heeft een zitting plaatsgevonden bij de rechtbank Rotterdam, sector Kanton.

1.5 Klagers konden als gevolg van ziekte zelf niet bij deze zitting aanwezig zijn, maar wilden niet dat aanhouding voor de zitting zou worden gevraagd.

1.6 Bij e-mail van 3 januari 2015 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder dat hij:

a. tijdens voornoemde zitting contact heeft opgenomen met het door klagers opgegeven telefoonnummer van hun zoon en hem inhoudelijke mededelingen over de zaak heeft gedaan. Klagers hadden dit telefoonnummer enkel doorgegeven, zodat hun zoon hen kon waarschuwen dat zij verweerder terug moesten bellen. Dit hebben klagers onmiddellijk gedaan, maar toen was verweerder niet bereikbaar;

b. tekort is geschoten in zijn bijstand aan klagers. Klagers noemen het feit dat verweerder niet reageerde op hun e-mails; zij hem hebben moeten verzoeken om een afspraak in het kader van de geplande zitting; dat hij tijdens deze bespreking aan klagers vroeg of hij klagers al eens had gezien, terwijl klagers al twee maal op zijn kantoor waren geweest; dat hij klagers gepusht heeft een schikking te treffen en dat hij zich niet heeft ingelezen in de zaak van klagers;

c. een nieuwe aanvraag voor een toevoeging heeft ingediend, terwijl hem bekend was dat mr. B in deze zaak al een toevoeging had aangevraagd en dat deze overgenomen diende te worden;

d. de procedure bij de rechtbank op een onjuiste wijze heeft ingestoken, als gevolg waarvan de zaak van afdeling naar afdeling is gegaan en de rechtbank verweerder de vraag heeft moeten stellen wat zijn doelstelling was en bij welke rechter hij de procedure bedoelde in te dienen (bij de kanton- of bij de voorzieningenrechter); op grond daarvan kon de rechter geen inhoudelijke beslissing nemen.

 

3 VERWEER

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1 Mr. K heeft in zijn brief van 26 februari 2015 namens verweerder aangegeven dat op 1 december 2014 een zitting heeft plaatsgevonden bij de rechtbank sector Kanton, waarbij klagers niet aanwezig konden zijn. Verweerder heeft klagers voorgesteld een verzoek tot uitstel van deze zitting te doen, maar daar wilden klagers niet mee akkoord gaan. Tijdens de zitting is een minnelijke regeling getroffen onder het voorbehoud dat klagers binnen 10 dagen aan verweerder zouden laten weten of zij hiermee wilde instemmen. Tijdens deze zitting heeft verweerder contact gezocht met klagers. Aan verweerder was niet medegedeeld dat het telefoonnummer waar hij over beschikte van de zoon van klagers was. Verweerder is dan ook van mening dat hij er op mocht vertrouwen dat hij het schikkingsvoorstel aan de zoon van klagers mocht doorgeven, zodat hij hierover contact met klagers zou kunnen opnemen. “Verweerder (red.) heeft deze voorlopige regeling met klager sub a (red.) besproken en op 1 december 2014 per e-mail geadviseerd om met deze regeling akkoord te gaan”. Klagers wilden hier echter niet mee akkoord gaan, waarna verweerder zich als hun advocaat heeft onttrokken.

3.2 Ten aanzien van het verstrekken van inhoudelijke informatie aan de zoon van klagers heeft verweerder aangevoerd dat hij dit heeft gedaan, omdat de rechter op dat moment een antwoord wenste te krijgen over een mogelijke regeling.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.3 Verweerder heeft gesteld dat wel degelijk sprake was van heldere communicatie. Verweerder heeft betwist dat hij in zijn bijstand  tekort is geschoten. Ten aanzien van het verwijt dat verweerder niet gereageerd zou hebben op de e-mails, wordt verwezen naar het overgelegde e-mailverkeer. Daaruit blijkt dat wel is gereageerd. Ook over de geplande zittingen is uitvoerig gecorrespondeerd. Opgemerkt wordt dat cliënten van verweerder altijd uitgenodigd worden voor een bespreking op het kantoor van verweerder kort voor een zitting. Verweerder heeft in dat kader verklaard: “Soms zijn cliënten verweerder (red.) voor, in die zin dat cliënten verweerder (red.) opbellen om de zaak weer te bespreken. Verweerder (red.) sluit niet uit dat klager sub a (red.) hem heeft gebeld voordat een afspraak was gemaakt. In ieder geval is de zaak ten kantore van verweerder (red.) besproken voorafgaand aan de zitting”.

3.4 Verder heeft verweerder gesteld dat hij een zeer drukke praktijk heeft met veel cliënten en dan soms twijfelt of hij een cliënt al dan niet eerder heeft gezien.

Verweerder heeft betwist dat hij klagers zou hebben gepusht om een schikking te treffen, wel heeft hij klagers verzocht goed na te denken over het afwijzen van een eventuele schikking, nu de uitkomst van een procedure niet altijd zeker is. Voorts heeft verweerder betwist dat hij zich in de zaak niet heeft ingelezen.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

3.5 Verweerder heeft met betrekking tot de toevoeging opgemerkt dat hij niet de toevoeging van mr. B hoefde over te nemen, omdat de onderhavige zaak een andere procedure (namelijk een civielrechtelijke in plaats van een bestuursrechtelijke) betrof. Als gevolg hiervan kon hij een nieuwe toevoeging aanvragen. Opgemerkt wordt nog dat klagers de eigen bijdrage van € 196,-- als bijzondere bijstand vergoed hebben gekregen, zodat er voor klagers geen (extra) kosten aan de aanvraag van de nieuwe toevoeging verbonden waren.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

3.6 Mr. K. heeft namens verweerder aangegeven dat bij niet-instemming van het hiervoor onder a genoemde voorstel klagers er niets aan in de weg zou staan om de rechter alsnog te verzoeken om op voet van artikel 96 Rv te beslissen, waartegen ook eventueel hoger beroep zou kunnen worden ingesteld.

3.7 Verweerder heeft gesteld dat klagers er ten onrechte vanuit gaan dat zij akkoord moesten gaan met een beslagvrije voet van € 1.000,-- per maand. In dat kader heeft verweerder verklaard: “Dit klopt feitelijk niet, omdat de gemeente een beslagvrije voet al vanaf oktober 2014 (toen had klager sub a (red.) de beschikking over een briefadres) had verhoogd tot € 1.342,00, nota bene door bemiddeling van verweerder (red.). Wellicht doelt klager sub a (red.) op een compensatie met terugwerkende kracht van of tot € 1.000,-- per maand. Klager sub a (red.) heeft de mogelijkheid gehad om een nieuwe procedure aan te spannen, bijvoorbeeld een kort geding. Een minnelijke schikking accepteren was volgens verweerder (red.) derhalve niet nodig geweest.”

 

4 BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.1 Klagers hebben niet betwist dat zij in het kader van de zitting aan verweerder een telefoonnummer hebben gegeven waarop hij eventueel tijdens de zitting contact kon opnemen. Uit de stukken volgt niet dat zij verweerder hebben geïnformeerd dat dit het telefoonnummer van hun zoon was. Nu klagers verweerder een telefoonnummer hebben gegeven om contact met hen te krijgen stond het verweerder (tuchtrechtelijk) vrij in het bewuste telefoongesprek aan de zoon van klagers om het schikkingsvoorstel voor te leggen en te vragen dit aan klagers door te geven.

4.2 Voor wat betreft de opmerking dat verweerder niet meer bereikbaar was toen klagers hem vervolgens gelijk terugbelden geldt dat er vanuit gegaan moet worden dat verweerder op dat moment al weer in de zittingszaal aanwezig was en derhalve geen contact met klagers kon hebben. Overigens heeft verweerder hiervoor een goede oplossing heeft gevonden door het schikkingsvoorstel in een proces-verbaal te laten opnemen en klagers alsnog een periode van10 dagen te geven om hier inhoudelijk op te kunnen reageren.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.3 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.

4.4 Ten aanzien van het verwijt dat verweerder niet reageerde op e-mails van klagers geldt dat deze klacht feitelijke grondslag mist en derhalve ongegrond dient te worden verklaard. Uit de door verweerder toegezonden stukken blijkt immers dat verweerder wel heeft gereageerd.

4.5 De klachten over het feit dat klagers verweerder hebben moeten verzoeken een bespreking te voeren in aanloop naar de zitting en het feit dat verweerder klagers tijdens deze bespreking vroeg of hij hen al eerder had gezien, zijn in de door verweerder geschetste omstandigheden, die door klagers niet zijn betwist, van onvoldoende gewicht.

4.6 Verweerder heeft gemotiveerd gesteld dat hij klagers niet heeft gepusht een schikking te bereiken en betwist dat hij de zaak niet zou hebben ingelezen. Nu klagers deze punten niet met bewijs onderbouwd en verweerder deze punten heeft betwist kan de juistheid van deze klachten niet worden vastgesteld en missen deze derhalve feitelijke grondslag.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.7 Klagers hebben niet betwist dat de door mr B gevoerde procedure een andere procedure betrof. Derhalve stond het verweerder vrij om een nieuwe toevoeging aan te vragen en is  niet gebleken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

4.8 Verweerder heeft niet ontkend dat de procedure niet bij de juiste rechter is ingediend. Wel blijkt uit de toegezonden stukken dat de wederpartij zich tijdens de zitting ermee akkoord heeft verklaard dat de betreffende rechter deze zaak toch inhoudelijk zou behandelen. De stelling van klagers dat de rechter geen inhoudelijke beslissing kon nemen, mist daarmee feitelijke grondslag. Nu klagers hiervan geen daadwerkelijk nadeel hebben ondervonden is deze klacht voor het overige van onvoldoende gewicht.

Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond en van onvoldoende gewicht verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klachtonderdelen a tot en met c kennelijk ongegrond en klachtonderdeel d van onvoldoende gewicht.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 10 december 2015.

griffier      voorzitter

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op11 december 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers 

en per gewone post aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85491, 2508 CD Den Haag (fax: 088-2053707). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 30 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.