Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:100

Zaaknummer

14-320A

Inhoudsindicatie

Klacht over eigen advocaat. Verweerster zou onvoldoende kwaliteit hebben geleverd en een toevoeging te laat hebben aangevraagd. Kwaliteitsklachten ongegrond vanwege onvoldoende onderbouwing. De schade die uit de toevoegingskwestie is voortgevloeid heeft verweerster eigenhandig gerepareerd door een declaratie te crediteren. Klacht ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 7 april 2015

in de zaak 14-320A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 27 november 2014 met kenmerk 4014-0412, op dezelfde dag door de raad ontvangen, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 februari 2015 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de  stukken genummerd 1 t/m 15 met bijlagen, zoals vermeld in de bij die brief gevoegd inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster heeft klager bijgestaan in een procedure met betrekking tot de beëindiging van zijn samenleving.

2.3 Verweerster heeft klager in eerste instantie als betalende cliënt bijgestaan. In september 2013 heeft verweerster een toevoeging aangevraagd. Die aanvraag is afgewezen.

2.4 Klager heeft verweerster op 8 januari 2014 opnieuw verzocht om een toevoeging aan te vragen en heeft haar op 16 januari 2014 gemeld dat hij een peiljaarverlegging had aangevraagd. De toevoeging heeft verweerster eerst op 11 februari 2014 aangevraagd. Deze is toegewezen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in art. 46 Advocatenwet doordat zij:

a) afspraken niet nakwam, niet reageerde op e-mailberichten en niet geordend te werk ging;

b) de aanvraag voor een toevoeging een maand later heeft verstuurd, zodat de kosten die verweerster bij klager in rekening heeft gebracht voor haar rekening dienen te komen;

c) door bepaalde stukken niet in te dienen dan wel de stukken niet op orde te hebben schade heeft toegebracht aan de kwestie; en

d) nalatig en verwijtbaar heeft gehandeld aangezien zij van mening was dat de zaak na de zitting was gesloten terwijl de rechter partijen nog een maand de tijd heeft gegeven om eventueel te schikken.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 De klachtonderdelen a) en c) zullen in het navolgende gezamenlijk worden behandeld. De overige klachtonderdelen zullen afzonderlijk worden be-handeld.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdelen a) en c) geldt het volgende. Deze klachtonderdelen betreffen beide de, in klagers ogen onvoldoende, kwaliteit van verweersters dienst¬verlening waarvan klager zelfs schade zou hebben ondervonden. Ten aanzien van beide klachtonderdelen geldt echter dat klager zijn klachten en de beweerdelijk geleden schade niet voldoende heeft onderbouwd. Het is dan ook niet vast komen te staan dat verweerster is tekortgeschoten. De klachtonderdelen a) en c) zijn ongegrond.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b) geldt het volgende. Verweerster betwist niet dat zij de toevoeging voor klager pas op 11 februari 2014 heeft ingediend terwijl klager het verzoek daartoe al op 8 januari 2014 bij haar had neergelegd. Verweerster heeft, nadat de toevoeging is toegewezen, de op 6 februari 2014 aan klager toegezonden declaratie gecrediteerd, waarin haar werkzaamheden vanaf 8 januari 2014 waren gedeclareerd. Indien verweerster de toevoeging direct op 8 januari 2014 zou hebben aangevraagd, zouden haar werkzaamheden in de vier daaraan voorgaande weken ook onder de toevoeging zijn gevallen. Uit het dossier blijkt dat alleen op 13 december 2013 nog voor € 32 werkzaamheden door verweerster zijn verricht. Verweerster heeft zich jegens klager bereid verklaard om klager eventueel ook dit bedrag kwijt te schelden. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster de financiële gevolgen van het niet direct aanvragen van de toevoeging voor klager in voldoende mate gerepareerd, zodat haar handelen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d) geldt het volgende. Nu verweerster gemotiveerd heeft betwist dat er voor klager nog enige gelegenheid openstond om de uitslag van de rechtszaak te beïnvloeden, is zulks naar het oordeel van de raad niet komen vast te staan. Klachtonderdeel d) is ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. M. Middeldorp, G.J.W. Pulles, H.B. de Regt, M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 april 2015.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 april 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda  .

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl