Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-01-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:41
Zaaknummer
R.4555/14.140a
Inhoudsindicatie
Dekenklacht. Verweerder geeft de deken niet de mogelijkheid een kantoorbezoek af te leggen. Artikel 26 Advocatenwet geeft geen invulling aan de wijze waarop de deken zijn toezichthoudende taak dient in te vullen. Het afleggen van een kantoorbezoek kan bijdragen aan het bevorderen van de behoorlijke praktijkuitoefening en het toezien op de naleving van de verschillende verordeningen. De advocaat behoort niet voor het bezoek voorwaarden te stellen. Verweerder had het bezoek niet mogen weigeren nu van gegronde bezwaren niet is gebleken.
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft gedragsregel 37 geschonden door niet mee te werken aan verzoeken van of namens de deken.
Inhoudsindicatie
De klacht is gegrond. Als maatregel volgt een voorwaardelijke schorsing van twee maanden
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 25 juni 2014 met kenmerk R 2014/54, door de raad ontvangen op 26 juni 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een ambtshalve klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 november 2014 in aanwezigheid van mr. D., advocaat te R. en voormalig deken, verschenen namens de deken, en verweerder. Tegelijkertijd is de ambtshalve klacht behandeld die is ingediend tegen een kantoorgenote van verweerder. Verweerder is als haar gemachtigde opgetreden. Zijn kantoorgenote is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder is sinds 27 augustus 1999 ingeschreven als advocaat.
2.2 Op 27 maart 2014 heeft de deken verweerder en diens kantoorgenote een aankondiging gestuurd van zijn voorgenomen kantoorbezoek en om verhinderdata verzocht.
2.3 Bij brief van 31 maart 2014 met bijlagen heeft verweerder bestuursrechtelijk bezwaar gemaakt tegen de beslissing om een kantoorbezoek af te leggen. Tevens is een verzoek gedaan in het kader van de Wet openbaarheid bestuur.
2.4 Bij brief van 3 april 2014 heeft de deken verweerder meegedeeld dat voor het bezwaar en het verzoek aparte dossiers aangemaakt werden. Tevens heeft de deken meegedeeld dat het bezwaar niet kon leiden tot een uitstel van het voorgenomen kantoorbezoek.
2.5 Bij brief van 3 april 2014 heeft verweerder een klacht ingediend tegen de deken.
2.6 Bij brief van 8 april 2014 heeft de deken verweerder verzocht om een expliciete reactie op de vraag of hij een afspraak wilde maken voor een kantoorbezoek.
2.7 Bij brief van 17 april 2014 heeft verweerder een aanvullend bezwaar ingediend en onder meer geschreven dat hij de deken geen toegang zou verlenen tot zijn kantoor.
2.8 Bij brief van 28 april 2014 heeft de deken verweerder meegedeeld dat hij zou moeten bezien welk tuchtrechtelijk gevolg hij zou geven aan de weigering om mee te werken aan een kantoorbezoek.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij tekort schiet in zijn verplichtingen die het beroep van advocaat met zich meebrengt door geen medewerking te verlenen aan een voorgenomen kantoorbezoek. De deken dient als toezichthouder in de gelegenheid te worden gesteld om te controleren of verweerder voldoet aan de hem opgelegde verplichtingen in de diverse verordeningen en regelingen. De basis voor de verplichting tot medewerking is gelegen in artikel 26 Advocatenwet, alsmede in de diverse verordeningen en regelingen die op de advocaat en zijn praktijkuitoefening van toepassing zijn. Verweerder handelt in strijd met artikel 37 van de Gedragsregels door de deken zijn medewerking te onthouden.
4 VERWEER
4.1 Verweerder is niet gehouden zijn medewerking te verlenen aan een voorgenomen kantoorbezoek. Artikel 26 Advocatenwet kan niet dienen als basis voor een dergelijk bezoek, net zo min als de diverse verordeningen en regelingen. Artikel 26 Advocatenwet geeft geen titel voor proactief onderzoek. Door middel van de jaarlijks door de advocaat in te vullen CCV heeft de deken een controlemiddel, met welk middel kan worden volstaan.
4.2 Het kantoorbezoek is onder meer bedoeld om de kwaliteit van de rechtsbijstandsverlening te beoordelen aan de hand van een aantal dossiers. De op de advocaat rustende geheimhoudingsplicht en privacywetgeving verbieden verweerder zijn medewerking te verlenen aan een dergelijk onderzoek.
4.3 Verweerder kan niet gehouden worden zijn medewerking te verlenen aan een onderzoek als onduidelijk is aan welke wet- en regelgeving er wordt getoetst en er gebruik gemaakt wordt van een obscure checklist. Het kantoorbezoek wordt door leden van de Raad van Toezicht en een staffunctionaris uitgevoerd. De leden van de Raad van Toezicht zijn niet deskundig om de boekhouding te beoordelen terwijl zij evenmin onafhankelijk zijn. Het onderzoek kan deze leden concurrentievoordeel opleveren en hen in staat stellen cliënten te ronselen, informatie door te geven aan de tegenpartij of zelf voor de tegenpartij van verweerder optreden. De staffunctionaris is bovendien geen advocaat.
4.4 De wijze waarop de kantoren geselecteerd worden, wordt beheerst door willekeur. Verweerder is de deken tegemoet gekomen door, onverplicht, documenten over te leggen. Op basis van deze documenten kan de deken beoordelen of de wijze waarop verweerder zijn praktijk uitoefent voldoet aan de op hem rustende verplichtingen en de voor hem geldende wet- en regelgeving.
5 BEOORDELING
5.1 Artikel 26 Advocatenwet bepaalt:
“De algemene raad en de raden van toezicht bevorderen een behoorlijke uitoefening der praktijk en zijn bevoegd tot het nemen van alle maatregelen, die daartoe kunnen bijdragen. Zij komen op voor de rechten en belangen en zien toe op de naleving van de plichten van de advocaten als zodanig en vervullen de taken die hun bij verordeningen zijn opgedragen.”
5.2 Artikel 26 Advocatenwet geeft geen invulling aan de wijze waarop de deken zijn toezichthoudende taak dient in te vullen. Naar het oordeel van de raad kan het afleggen van een kantoorbezoek bijdragen aan het bevorderen van de behoorlijke praktijkuitoefening en het toezien op de naleving van de verschillende verordeningen.
5.3 Hiervan uitgaande behoort de advocaat vooraf geen voorwaarden stellen aan het meewerken aan het af te leggen kantoorbezoek.
5.4 De bezwaren die verweerder naar voren heeft gebracht om zijn medewerking te onthouden aan het kantoorbezoek, zijn onvoldoende onderbouwd dan wel ongegrond. Van schending van de geheimhoudingsverplichting dan wel de privacywetgeving is geen sprake, terwijl evenmin kan worden aangenomen dat het onderzoek onvoldoende nauwkeurig zou worden uitgevoerd of misbruik zou worden gemaakt van de daarbij verkregen gegevens.
5.5 Uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht volgt dat de deken een algemeen beleid voert ten aanzien van het kiezen van de kantoren, waar een kantoorbezoek wordt afgelegd. Deels geschiedt dit a-selectief en deels is dit signaal gestuurd. Van willekeur daarbij is de raad noch in het algemeen noch ten aanzien van het kantoor van klager gebleken. De deken heeft onweersproken gesteld dat verweerder in de afgelopen jaren betrokken is geweest bij een groot aantal klachtprocedures die betrekking hebben op zijn praktijkvoering. Naar het oordeel van de raad was dat een valide reden om te besluiten om bij het kantoor van verweerder een kantoorbezoek af te leggen.
5.6 De raad oordeelt dat verweerder zijn medewerking aan het kantooronderzoek niet had mogen weigeren nu van gegronde bezwaren niet is gebleken.
5.7 Verweerder heeft door niet te voldoen aan verzoeken van of namens de deken gedragsregel 37 heeft geschonden.
5.8 Gedragsregel 37 strekt er onder meer toe de deken in staat te stellen zijn toezichthoudende taak uit te voeren. Indien de advocaat het uitoefenen van deze taak belemmert, frustreert dit de belangen die met het tuchtrecht zijn gemoeid. Medewerking is ook essentieel voor het vertrouwen in de advocatuur.
5.9 Verweerder heeft door geen gevolg te geven aan verzoeken van de deken niet alleen een voor het goed functioneren van het tuchtrecht essentiële regel geschonden, maar tevens het vertrouwen in de advocatuur geschaad.
5.10 De klacht is gegrond.
6 MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.
7 BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder de maatregel op van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee maanden;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht oordelen op grond dat verweerder zich binnen de hierna te vermelden proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging;
- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde gaat.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.J. van der Gouw, R. de Haan, T. Hordijk, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 januari 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 20 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT, Breda.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS, Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl