Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:145

Zaaknummer

R. 4606/14.191

Inhoudsindicatie

Vaststaat dat verweerder zich niet tijdig heeft gesteld voor klager in een hoger beroep procedure. Dientengevolge is de zaak van klager inhoudelijk niet behandeld. Verweerder heeft een beroepsfout gemaakt. Verweerder heeft klager wel geïnformeerd over het gewezen arrest en de negatieve consequenties daarvan. Hoewel dit niet afdoet aan het tuchtrechtelijk verwijtbaar zijn van dit handelen, is de wijze waarop verweerder klager heeft geïnformeerd en de snelheid, van belang voor de maatregel.

Inhoudsindicatie

De klacht wordt gegrond verklaard.

Inhoudsindicatie

Maatregel: enkele waarschuwing.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 18 augustus 2014 met kenmerk R 2014/71, door de raad ontvangen op 19 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 april 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft verweerder gevraagd hoger beroep in te stellen van het vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 4 december 2013.

2.3 Op 28 februari 2014 heeft verweerder een hoger beroepdagvaarding laten uitbrengen tegen een eerste roldatum van 15 april 2014.

2.4 Op 7 april 2014 heeft de advocaat van de wederpartij een anticipatie-exploot laten uitbrengen en de roldatum vervroegd naar 18 maart 2014.

2.5 Bij e-mailbericht van 13 maart 2014 heeft de advocaat van de wederpartij verweerder hiervan op de hoogte gesteld.

2.6 Op 18 maart 2014 heeft de advocaat van de wederpartij de zaak op de rol van het hof laten inschrijven. Verweerder heeft zich op die datum niet namens klager gesteld.

2.7 Het hof heeft de zaak op 18 maart 2014 naar de rol van 1 april 2014 verwezen om klager alsnog in de gelegenheid te stellen alsnog advocaat te stellen.

2.8 Op 1 april 2014 heeft verweerder zich ook niet namens klager gesteld.

2.9 Het hof heeft op 1 april 2014 de zaak naar de rol van 8 april 2014 verwezen om de wederpartij in de gelegenheid te stellen arrest te vragen hetzij bij akte te verklaren dat de wederpartij voort wenst te procederen.

2.10 Op 8 april 2014 heeft de wederpartij het hof gevraagd om ontslag van instantie te verlenen.

2.11 Bij H2-formulier van 16 april 2014 heeft verweerder zich als advocaat van klager gesteld en verzocht om inhoudelijk voort te mogen procederen.

2.12 Op 6 mei 2014 heeft het hof arrest gewezen en de wederpartij ontslagen van instantie. Het hof heeft onder meer overwogen:

“(…)

Appellant had op die datum dus een advocaat voor zich kunnen laten stellen, maar heeft dat niet gedaan. Het hof stelt vast dat appellant (klager) ook niet binnen de hem gegeven termijn gebruik heeft gemaakt van de gelegenheid tot herstel van het verzuim van advocaat stellen.

(…).”

2.13 Op 21 mei 2014 heeft verweerder het arrest van het hof ontvangen.

2.14 Bij e-mailbericht van 23 mei 2014 heeft verweerder klager het arrest toegestuurd en klager onder meer geschreven:

“Inmiddels ontving ik onderstaande mail van het Gerechtshof. De bijlage erbij betreft het gewezen arrest. Dit is een zeer nadelige wending. Ik verwijs u naar de overwegingen. Uiteraard ben ik zeer bereid deze met u te bespreken. Dit kan ik echter enkel nog vandaag doen. Daarna ben ik drie weken wegens vakantie van kantoor afwezig.

Ik neem aan dat u het arrest ook met uw nieuwe advocaat zult bespreken. Ik ben absoluut bereid om na mijn vakantie te bespreken hoe we een en ander nog tot een zo acceptabel mogelijk einde kunnen brengen. (…)”

2.15 Op 23 mei 2014 hebben klager en verweerder elkaar nog telefonisch gesproken.

2.16 Bij brief van 13 juni 2014 heeft klager een klacht ingediend bij de deken van het arrondissement Rotterdam.

2.17 Bij brief van 18 augustus 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat deze zich niet tijdig voor klager gesteld heeft in de procedure bij het Gerechtshof Den Haag. Dit heeft tot gevolg gehad dat het hoger beroep niet inhoudelijk bij het hof behandeld is, terwijl de zaak zeer kansrijk was en van groot belang was voor klager in verband met zijn reputatie en privacy.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder erkent dat hij zich niet tijdig voor klager gesteld heeft in de procedure. Verweerder ging er ten onrechte vanuit dat de wederpartij de zaak op 18 maart 2014 niet had aangebracht. Verweerder heeft wel getracht om in het roljournaal de zaak van klager terug te vinden, doch tevergeefs. Verweerder heeft door zich bij brief van 16 april 2014 alsnog te stellen in de procedure bij het hof, getracht om het hof nog te bewegen de zaak inhoudelijk te behandelen.

4.2 Verweerder betreurt de gang van zaken. Hij wilde met klager bekijken hoe deze kwestie af te wikkelen. Dat is er niet van gekomen, mede omdat klager zich al eerder gewend had tot een andere advocaat. Klager en verweerder hebben elkaar nog wel de dag voor zijn vakantie gesproken.

4.3 Hoewel hij een fout gemaakt heeft, is het de vraag of klager schade geleden heeft. 

 

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 Verweerder heeft erkend dat hij zich niet tijdig bij het Gerechtshof Den Haag heeft gesteld. Verweerder heeft klager dientengevolge de mogelijkheid ontnomen om een beoordeling in hoger beroep te krijgen van het vonnis van de rechtbank, waar klager hoger beroep van wilde instellen.

5.3 Verweerder heeft een beroepsfout gemaakt en daarmee niet de zorgvuldigheid jegens klager betracht zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.4 Verweerder heeft klager op 23 mei 2014, kort na de ontvangst van het arrest van het gerechtshof, geïnformeerd over het arrest en de negatieve consequenties voor klager. Voorts heeft klager met verweerder op 23 mei 2014 gesproken heeft over het arrest en te nemen maatregelen. Dat verweerder dit heeft gedaan, doet aan het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen niets af, doch acht de raad van belang voor de op te leggen maatregel.

5.5 Het klachtonderdeel is gegrond.

 

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op het gegrond bevinden van de klacht is de hierna te vermelden maatregel passend en geboden.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, J.J. van der Gouw, R. de Haan, leden,

bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2015.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 16 juni 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl