Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:5

Zaaknummer

OB 71 - 2014

Inhoudsindicatie

De geheimhoudingsplicht ten opzichte van de cliënt geldt eveneens voor de waarnemer van de betreffende advocaat. Anders ligt dit ten aanzien van de eigen bevindingen van een waarnemend advocaat over het functioneren van de advocaat wiens praktijk wordt waargenomen. Hierop heeft de geheimhoudingsplicht van de waarnemer geen betrekking.

Inhoudsindicatie

Gedragsregels tussen advocaten onderling zijn niet van toepassing tussen de advocaat die de zaken van een geschorste advocaat waarneemt en die advocaat.

Inhoudsindicatie

Voldoende grond aanwezig om de gewraakte uitlatingen in de pers te doen.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

Beslissing van  5 januari 2015

in de zaak OB 71-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                     

                     

     

     klaagster

 

 

                     

 

 

    tegen:

 

 

                      

                     

 

                      verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 20 maart 2014 met kenmerk 48/14/007K, door de raad ontvangen op 21 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 november 2015 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken dd. 20 maart 2014, met bijlagen

 

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klaagster is bij beslissing dd. 29 november 2010 met onmiddellijke ingang door de raad van discipline geschorst in de uitoefening van de praktijk. Verweerder heeft gedurende voormelde schorsingsperiode een aantal zaken van klaagster als advocaat waargenomen.

2.2      Verweerder heeft een gesprek gevoerd met een journalist van “V”. Naar aanleiding van dit gesprek verscheen het artikel “H.”, met onder meer de volgende tekst:    

“ (…..) omschrijft (……) als ‘een disfunctionerende advocaat die voornamelijk geïnteresseerd is in het draaien van omzet.’ Hij verwijt haar dat ze haar cliënten ten onrechte gouden bergen belooft en noemt haar een ‘handelaar in valse hoop’. Keer op keer deed (……) kansloze aanvragen voor verblijf in Nederland op grond van een ‘medische noodsituatie’ ontdekte (….). ‘Vage buikpijnklachten, dat soort zaken. Volstrekt kansloos. Voor het indienen van de aanvraag dienden cliënten honderden euro’s te betalen, vervolgens ging de toevoegingskassa draaien. De aanvragen werden steevast afgewezen, waarna ze in bezwaar ging, achthonderd euro, en vervolgens in beroep, weer achthonderd euro, verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening erbij, vierhonderd euro, hoger beroep Raad van State, opnieuw achthonderd euro. Wat opvalt, is dat de bezwaren of het beroep dan wel hoger beroep nooit meer dan een half A 4’tje besloegen. Dat is snel verdiend.”

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

1.    verweerder zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden door informatie te verschaffen aan het weekblad Vrij Nederland;

 

2.    verweerder in strijd heeft gehandeld met de door advocaten onderling in acht te nemen betamelijkheid door te suggereren dat klaagster voornamelijk geïnteresseerd zou zijn in het draaien van omzet;

 

3.    verweerder ten onrechte op basis van de door hem als waarnemer overgenomen zaken heeft gesteld dat klaagster keer op keer kansloze aanvragen indiende.

 

 

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder betwist dat het hem niet vrij stond om met derden over klaagster te spreken. Een eventuele geheimhoudingsplicht gold tegenover de cliënten en niet tegenover verweerster. Verweerder heeft enkel gesproken over de wijze waarop klaagster procedures inrichtte. Verweerder heeft geen geheimen ten aanzien van de cliënten met derden gedeeld en de geheimhoudingsplicht dus niet geschonden.

4.2      Wanneer sprake is van duidelijke misstanden staat het verweerder vrij om in algemene zin ten opzichte van derden, journalisten daaronder begrepen, hierover te spreken, zelfs met naam en toenaam. Er was een zwaarwegend publiek belang om wezenlijke misstanden aan de kaak te stellen.

4.3      Klaagster is in de gelegenheid gesteld om voor publicatie op het artikel in Vrij Nederland te reageren -verweerder had dit vooraf bedongen- van welke gelegenheid klaagster geen gebruik heeft gemaakt.

4.4      Verweerder betwist dat hij een onjuist inhoudelijk oordeel heeft gegeven over de wijze van praktijkvoering door klaagster. Verweerder had voldoende aanwijzingen dat klaagster voornamelijk geïnteresseerd was in het draaien van omzet. Er was sprake van het voeren van kansloze procedures zonder dat reële inspanningen werden verricht. De visie van verweerder op de wijze waarop klaagster haar vreemdelingenpraktijk, met name het reguliere vreemdelingenrechtelijk gedeelte daarvan, voerde, wordt door deskundig te achten derden onderschreven.

 

5          BEOORDELING

5.1      De klacht heeft betrekking op uitlatingen van verweerder in de pers. Verweerder heeft deze uitlatingen gedaan in zijn hoedanigheid van waarnemer van de praktijk van klaagster. De klacht heeft geen betrekking op de in het kader van de waarneming als advocaat verrichte werkzaamheden. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht voor advocaat heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten te waarborgen. Dat is hier niet aan de orde. Dit zou slechts anders zijn indien door een cliënt een klacht wordt ingediend over de wijze waarop een waarnemer zijn zaak behandelt. In dat geval betreft de klacht immers het optreden van de betreffende waarnemer als advocaat.

 

5.2      Indien een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, geldt het advocatentuchtrecht slechts dan indien hij zich bij de vervulling van die andere hoedanigheid zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd. Hiervan is in deze naar het oordeel van de raad geen sprake.

 

Ad onderdeel 1

5.3      Op een advocaat rust een geheimhoudingsplicht op informatie die hem door zijn cliënt in de vertrouwelijke relatie tussen de advocaat en die cliënt is toevertrouwd. De geheimhoudingsplicht ten opzichte van de cliënt geldt eveneens voor de waarnemer van de betreffende advocaat. Anders ligt dit ten aanzien van de eigen bevindingen van een waarnemend advocaat over het functioneren van de advocaat wiens praktijk wordt waargenomen. Hierop heeft de geheimhoudingsplicht van de waarnemer geen betrekking.

5.4      De informatie die verweerder aan de journalist heeft verstrekt betreft geen informatie die verweerder op grond van vertrouwelijke informatie van cliënten bekend is geworden. Evenmin is deze informatie door klaagster in vertrouwelijkheid aan verweerder toevertrouwd. Verweerder trad op als waarnemer in de praktijk van klaagster en heeft zijn uitspraken gedaan op basis van informatie die hem uit eigen waarneming bekend is geworden. Nu de uitspraken van verweerder geen betrekking hebben op vertrouwelijk aan hem toevertrouwde informatie kan van schending van de geheimhoudingsplicht geen sprake zijn.

5.5      Verweerder heeft bovendien als voorwaarde voor publicatie gesteld dat de inhoud van het artikel voorafgaand aan de publicatie aan klaagster zou worden voorgelegd. Verweerder heeft aldus de zorgvuldigheid in acht genomen, die van hem verwacht mocht worden. Dat klaagster wegens haar verblijf in het buitenland persoonlijk geen kennis heeft genomen van de inhoud van het artikel, valt verweerder niet aan te rekenen.

5.6      Het moge zo zijn dat de uitspraken van verweerder door klaagster als vervelend zijn ervaren, dit betekent niet dat verweerder daardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig heeft geschaad.

Ad onderdeel 2

5.7      Verweerder heeft zijn bevindingen gedaan in zijn hoedanigheid van waarnemer van de praktijk van klaagster. De gedragsregels tussen advocaten onderling, waarop klaagster in haar klacht lijkt te doelen, hebben betrekking op advocaten die in een juridische procedure als advocaat tegenover elkaar staan. Hiervan was in deze geen sprake.

Ad onderdeel 3

5.8      In het derde klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat zij keer op keer kansloze aanvragen indiende. Ook hier geldt dat de betreffende uitspraken door verweerder zijn gedaan in zijn hoedanigheid van waarnemer, ten aanzien waarvan eveneens geldt dat het zo moge zijn dat deze door klaagster als vervelend zijn ervaren, maar dat dit niet betekent dat verweerder daardoor het vertrouwen in de advocatuur als zodanig heeft geschaad.

5.9      De raad houdt klaagster ten overvloede voor dat verweerder zijn uitspraken bovendien uitgebreid heeft gemotiveerd op basis van objectieve feiten, dat  verweerder daarnaast in zijn opvatting werd gesteund door uitspraken van de in de Amsterdamse praktijk van klaagster tot waarnemer benoemde advocaat en door diverse uitspraken van de raad en het Hof van Discipline. De uitspraken van verweerder stonden bovendien niet op zichzelf, maar maakten deel uit van een artikel waarin ook anderen zich gelijkluidend hebben uitgelaten over klaagster. Er was voor verweerder naar het oordeel van de raad voldoende grondslag om tot de door hem weergegeven conclusies te komen.

5.5     De raad is op grond van al het bovenstaande van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken valt. De raad zal de klacht in alle onderdelen als ongegrond afwijzen.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen , voorzitter, mrs. E.J.P.J.M. Kneepkens, J.C. van den Dries, L.J.G. de Haas en J.F.E. Kikken leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 januari 2015 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 6 januari 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-       klaagster

-        de deken van de orde van advocaten te    

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl