Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-05-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2015:122
Zaaknummer
ZWB 245 - 2014
Inhoudsindicatie
Niet gebleken dat verweerder klager bewust buiten het biedingsproces heeft gehouden. Vertrouwen in de advocatuur niet geschaad door klager geen faillissementsverslag toe te sturen.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond
Uitspraak
Beslissing van 18 mei 2015
in de zaak ZWB245-2014
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 29 augustus 2014 met kenmerk K14-044, door de raad ontvangen op 1 september 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 maart 2015. Ter zitting is verweerder verschenen . Klager heeft de raad bij brief d.d. 27 februari 2015 bericht dat hij niet in staat was ter zitting te verschijnen en is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- De brief van de deken d.d. 29 augustus 2014 met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder was curator in het faillissement van de heer X, h.o.d.n. X Bestratingen, die op 14 mei 2013 in staat van faillissement is verklaard. Klager heeft een handelsonderneming en koopt in dat kader goederen op uit faillissementen.
2.2 Klager heeft verweerder bij e-mailbericht d.d. 21 mei 2013 benaderd met het verzoek om in aanmerking te komen voor de overname van inventaris en inboedel in het faillissement van de heer X. In dat verband heeft klager om een overzicht van de inboedel en de inventaris gevraagd. Omdat klager op 7 juni 2013 nog geen reactie had ontvangen, heeft klager verweerder nogmaals een e-mailbericht gestuurd. Diezelfde dag heeft verweerder gereageerd met de mededeling dat hij in afwachting was van de taxaties en dat klager nadat de taxaties hadden plaatsgevonden zou worden geïnformeerd.
2.3 Omdat klager op 14 augustus 2013 nog niets van verweerder had vernomen heeft klager verweerder wederom benaderd. Diezelfde dag heeft verweerder aan klager laten weten dat hij zich bij interesse voor aankoop van goederen kon verstaan met D.S. B.V. en dat zich een knikmops en rupsdumper bij D.S. B.V. bevonden omdat die onderneming zich op zijn retentierecht had beroepen. Klager heeft verweerder gevraagd wat er met het andere deel van de boedel is gebeurd. Voorts heeft klager verweerder verzocht om hem een lijst van de complete inventaris te verstrekken.
2.4 Op 15 augustus 2013 heeft verweerder klager bericht dat enkel de knikmops en de rupsdumper nog te koop waren en dat verkoop van andere zaken niet meer aan de orde was. Verweerder heeft klager wederom verzocht om zich te verstaan met D.S. B.V. Eveneens op 15 augustus 2013 heeft klager verweerder bericht dat het volgens klager door verweerder onmogelijk was gemaakt om tot aankoop van goederen uit de boedel over te gaan en dat er mogelijk goederen niet naar de hoogste bieder zijn gegaan, waardoor de crediteuren zijn benadeeld. Klager heeft om opheldering over de gang van zaken in het faillissement gevraagd, bij gebreke waarvan klager zich met een klacht zou wenden tot de rechter-commissaris.
2.5 Nadat verweerder klager telefonisch zijn excuses had aangeboden heeft verweerder bij e-mailbericht aan klager d.d. 16 augustus 2013 zijn excuses herhaald. Verweerder heeft klager medegedeeld dat na de totstandkoming van het taxatierapport is verzuimd klager daarvan op de hoogte te stellen. Verweerder heeft enkele bijlagen, waaronder een openbaar verslag, bijgevoegd en heeft klager toegezegd hem te informeren over een nieuw faillissement zodat klager alsdan in de gelegenheid zou zijn goederen aan te kopen.
2.6 Op 27 januari 2014 heeft klager verweerder bij e-mailbericht verzocht om het laatste faillissementsverslag aan klager toe te sturen. Bij e-mailbericht d.d. 31 januari 2014 heeft klager verweerder een rappel gestuurd. Bij e-mailbericht d.d. 1 februari 2014 heeft verweerder klager bericht dat het laatste verslag niet meer interessant was en dat het faillissement inmiddels bij gebrek aan baten was opgeheven. Bij e-mailbericht d.d. 11 februari 2014 heeft klager zijn verzoek om toezending van het verslag herhaald. Bij e-mailbericht d.d. 12 februari 2014 heeft verweerder klager medegedeeld dat hij geen crediteur was en ook niet anderszins betrokken was bij het faillissement, zodat hij zich kon wenden tot de griffie van de rechtbank. Bij e-mailbericht d.d. 12 februari 2014 heeft klager verweerder medegedeeld dat hij een klacht jegens verweerder zou indienen bij de rechter-commissaris.
2.7 Op 12 februari 2014 heeft klager een klacht jegens verweerder ingediend bij de rechter-commissaris. Bij brief d.d. 20 maart 2014 heeft de rechter-commissaris klager geïnformeerd dat hij telefonisch contact had opgenomen met verweerder en dat is vastgesteld dat een en ander niet vlekkeloos is verlopen. Voorts heeft de rechter-commissaris aan klager bevestigd dat verweerder klager inmiddels in de gelegenheid had gesteld om in een ander faillissement een bod uit te brengen. Tot slot heeft de rechter-commissaris een afschrift van het laatste faillissementsverslag aan klager toegestuurd.
3 klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:
1. klager geen informatie heeft gegeven over de inhoud van de boedel nadat klager daarom had verzocht en klager bewust heeft buitengesloten zodat klager de boedel niet kon overnemen;
2. klager het faillissementsverslag niet heeft toegestuurd, terwijl klager daarom had verzocht.
4 VERWEER
4.1 Klachtonderdeel 1
Verweerder heeft klagers interesse voor de boedel over het hoofd gezien.
4.2 Klachtonderdeel 2
Ter zitting van de raad heeft verweerder erkend dat hij zich ten aanzien van het verzenden van het laatste faillissementsverslag wellicht iets flexibeler had kunnen opstellen.
5 BEOORDELING
5.1 Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.
5.2 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van curator. De advocaat is als curator in faillissementen volgens vaste rechtspraak van het Hof onderworpen aan het tuchtrecht voor advocaten, met dien verstande dat die advocaat enkel een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt indien hij zich bij de vervulling van het curatorschap zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad.
5.3 Klachtonderdeel 1
Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt datverweerder klager niet in de gelegenheid heeft gesteld om te bieden op de aanwezige boedel, ofschoon klager verweerder had benaderd met het verzoek om in aanmerking te komen voor de overname van de boedel. Verweerder heeft verklaard dat hij klagers interesse over het hoofd heeft gezien.
5.4 De raad overweegt dat het verweerder in zijn hoedanigheid van curator in beginsel vrij staat om datgene te doen wat hij in het kader van de behartiging van de belangen van de crediteuren noodzakelijk acht. De raad is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder klager bewust buiten het biedingsproces heeft gehouden. Door klager abusievelijk niet in de gelegenheid te stellen om deel te nemen aan het biedingsproces heeft verweerder weliswaar onzorgvuldig gehandeld, maar naar het oordeel van de raad is het handelen van verweerder niet dermate onzorgvuldig dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.
5.5 De raad is derhalve van oordeel dat klachtonderdeel 1 ongegrond is.
5.6 Klachtonderdeel 2
De raad is van oordeel dat verweerder niet verplicht was om aan klager faillissementsverslagen toe te sturen, nu klager geen crediteur of betrokkene bij het faillissement was. Ter zitting heeft verweerder erkend dat het desondanks het beter ware geweest als hij zich flexibeler had opgesteld ten aanzien van het verzoek van klager om het verslag aan hem toe te sturen. Naar het oordeel van de raad is het niet verstrekken van het verslag evenwel niet zodanig onbehoorlijk dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Ook het tweede onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.
5.7 De raad komt tot de slotsom dat de klacht in beide onderdelen als ongegrond moet worden afgewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs.S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, A.J.F. van Dok, J.D.E. van den Heuvel , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 mei 2015 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 19 mei 2015
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
en per e-mail verzonden aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder/verweerster
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door
- klager/klaagster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl