Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:113

Zaaknummer

R. 4513/14.98

Inhoudsindicatie

Verzet is ongegrond. Advocaat wederpartij heeft gehandeld binnen de vrijheid die hem in dat kader toekomt.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 20 december 2013 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2 Bij brief van 30 april 2014 aan de raad met kenmerk R 2014/42, door de raad ontvangen op 1 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 14 mei 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 14 mei 2014 is verzonden aan klagers.

1.4 Bij brief van 23 mei 2014 door de raad ontvangen op 26 mei 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van 2 februari 2015 van de raad in aanwezigheid van klager en namens verweerder, mevrouw mr. E.

1.6 De raad heeft kennis genomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 23 mei 2014.

 

2. FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

2.1 Klagers hebben een aantal bedrijven overgenomen op basis van een waardebepaling met prognoses van de voormalig eigenaren op basis van cijfers die een accountant heeft opgesteld en beoordeeld. Deze accountant heeft in het kader van deze overname onder andere een inbrengverklaring opgesteld. Volgens klager zijn die cijfers achteraf geheel onjuist gebleken, terwijl ook met de informatie geknoeid is. Klagers hebben met het oog daarop een van de oud-eigenaren in rechte betrokken. Bij die procedure is verweerder niet betrokken.

2.2 Op basis van nieuwe informatie heeft klager sub 1 naderhand een rechtsvordering tegen alle voormalig eigenaren gezamenlijk ingesteld. Ook heeft klager tegen hen aangifte gedaan van valsheid in geschrifte, oplichting en belastingfraude.

2.3 In oktober 2013 heeft een van de vennootschappen waarvan klager sub 1 bestuurder is in kort geding van de oud-eigenaren een  voorschot gevorderd. In dit kort geding worden de wederpartijen bijgestaan door verweerder.

2.4 Bij brief van 20 december 2013 hebben klagers een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken.

 

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder dat hij:

a) de rechter in voormeld kort geding essentiële informatie heeft onthouden en de rechter onjuiste informatie heeft verstrekt, terwijl hij wist of had kunnen  weten dat die informatie onjuist was, meer in het bijzonder dat een voor de procedure relevant aandeelhoudersbesluit was geantedateerd, wat hem uit een fax van 22 oktober 2013 van de accountant onomstotelijk moet zijn gebleken;

b) stukken heeft ingebracht die hij van de voormalig huisaccountant heeft ontvangen, terwijl hij moest weten dat dit vertrouwelijke informatie betrof en dat hij actief betrokken is geweest bij het bewerken van deze accountant om diens geheimhoudingsplicht te schenden en van hem  vertrouwelijke informatie los te peuteren;

c) vertrouwelijke stukken van ex-werknemers heeft ingebracht, terwijl hij wist of kon weten dat die stukken onrechtmatig waren verkregen;

d) ervoor heeft gekozen zich niet te stellen in het spoedappèl tegen de beslissing in de voorlopige voorziening; verweerder heeft later het verstek op het laatste moment gezuiverd.

 

4. VERZET

4.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a

Klagers hebben gesteld dat door hen een document is ingebracht dat op 25 november 2009 is gemaakt en dat verweerder daarmee bekend was. Dit document is ondertekend door de oud aandeelhouders waartoe de cliënten van verweerder behoren en gedateerd op 1 december 2008.

In afwijking van de opvatting van de plaatsvervangend voorzitter leidt een en ander tot de conclusie dat de rechter verkeerd is geïnformeerd door verweerder, dan wel de rechter essentiële informatie is onthouden.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b

Klagers voeren aan dat verweerder en zijn kantoorgenoot een toenmalige huisaccountant van de onderneming hebben benaderd met het verzoek om informatie en dat zij daarbij geen enkele moeite hebben genomen om het bestuur van de onderneming om toestemming te vragen. Het gaat hierbij niet om informatie die reeds bij verweerders cliënten aanwezig was, maar om nieuwe informatie. Ook heeft de huisaccountant op verzoek van de advocaat van de oud-aandeelhouders commentaar gegeven op de dagvaarding van klagers kant. Het betreffende commentaar bevat onjuistheid. Bovendien heeft de accountant correspondentie van de onderneming met de Belastingdienst verstrekt aan de advocaat van de oud-aandeelhouders. Die correspondentie heeft de onderneming pas bereikt na het vertrek van verweerders cliënten, die er ook nooit bij betrokken zijn geweest. Verweerder was hiervan op de hoogte althans had dat dienen te zijn.

 

5. VERWEER

5.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a

Verweerder geeft aan dat klagers hebben aangevoerd dat hij zou hebben bepleit dat op (of omstreeks) 1 december 2008 een dividendbesluit zou zijn genomen. “Klagers gaan er aan voorbij dat ik deze stelling namens mijn cliënten heb ingenomen en dat mijn cliënten mij te kennen hebben gegeven dat dit dividendbesluit inderdaad op (of omstreeks) 1 december 2008 is genomen. Uit de faxbrief van de door klagers aangehaalde K (red.) begrijp ik verder slechts dat zijn kantoor geen aanvullende notulen van AvA’s heeft ontvangen.”

Verweerder meent dat klagers geen bewijzen hebben overgelegd, waaruit blijkt dat het standpunt van zijn cliënten apert onjuist zou zijn. Hij geeft aan dat geen sprake is van liegen of het achterhouden van informatie, laat staan dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld zou hebben.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b

Verweerder stelt dat hij geenszins op onrechtmatige wijze geheime informatie aan de accountant heeft “ontfutseld”. Hij geeft aan dat het verkrijgen van deze informatie van groot belang was voor zijn cliënten, waarbij de accountant er geheel vrijwillig voor heeft gekozen de door hem namens zijn cliënten verzochte informatie te verstrekken. “In hoeverre de accountant op dat moment een eventuele geheimhoudingsplicht zou hebben overtreden, is mij onbekend en blijkt uit niets.”. Daarbij betwist verweerder dat sprake zou zijn van “geheime” informatie, nu zijn cliënten als oud-bestuurders en –aandeelhouders bekend waren met deze informatie. Verweerder heeft in dat kader gesteld: “Zij wilden slechts de juistheid van hun standpunt bevestigd krijgen door de desbetreffende accountant.”

5.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c

Verweerder betwist iemand onder druk te hebben gezet om vertrouwelijke informatie te verschaffen. Ook geeft hij aan geen informatie in de procedure te hebben ingebracht waarvan hij wist of behoorde te weten dat deze informatie onrechtmatig was verkregen.

 

6. BEOORDELING

6.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

6.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

6.3 Nu het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2015.

griffier voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 april 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.