Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:33

Zaaknummer

14-221A

Inhoudsindicatie

Verzetzaak. Verzet slaagt. Zaak wordt terugverwezen naar de deken voor verder onderzoek.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 2 februari 2015

in de zaak 14-221A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 19 september 2014 op de klacht van:

de heer mr.

klager

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 21 augustus 2014 met kenmerk 4014-0332, door de raad ontvangen op 22 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 19 september 2014 heeft de  plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk, deels kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 19 september 2014    is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief van 30 september 2014, door de raad ontvangen op 2 oktober 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 december 2014 in aanwezigheid van klager. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 30 september 2014.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2 Klager heeft in het verleden de heer A. bijgestaan in een letselschadezaak. Nadat de heer A. naar een andere advocaat was overgestapt, heeft klager hem gedagvaard tot betaling van enkele declaraties voor een bedrag van circa €5.600,-. Verweerder heeft de heer A. in die civiele procedure bijgestaan, voor welke bijstand hij een toevoeging heeft verkregen.

2.3 Verweerder heeft namens de heer A. en namens zichzelf een klacht tegen klager ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg. Verweerder heeft bij de raad voor rechtsbijstand bij brief van 30 mei 2013 een toevoeging aangevraagd. Zijn brief luidt, voor zover relevant, als volgt:

“Cliënt is ooit bijgestaan door [klager]. Deze heeft met cliënt verboden tariefafspraken gemaakt en daardoor in strijd gehandeld met Regel 24 van de Gedragsregels. Een tamelijk ernstig vergrijp. Te meer nu [klager] van cliënt uit hoofde van die afspraak betaling vordert.”

2.4 Hierop heeft de raad voor rechtsbijstand de toevoeging verstrekt.

2.5 Verweerder vermeldt op zijn briefpapier een Amsterdams adres en als “postadres” een postbus in Maastricht.

2.6 Bij brief met bijlagen van 1 mei 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder de raad voor rechtsbijstand onjuist heeft geïnformeerd teneinde een toevoeging te verkrijgen voor de rechtsbijstand aan de heer A. in de tuchtzaak;

b) ten onrechte suggereert dat hij kantoor houdt in Amsterdam.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter ten onrechte in paragraaf 4.3 van zijn beslissing motiveert dat hij geen onjuistheden heeft geconstateerd in de door verweerder aan de raad voor rechtsbijstand gegeven aanvullende informatie.

3.3 In aanvulling daarop stelt klager dat hij pas op 16 juli 2014 op de hoogte is geraakt van de brief van verweerder van 30 mei 2013 aan de Raad voor Rechtsbijstand en de opmerking van verweerder in die brief dat klager verboden prijsafspraken zou hebben gemaakt. Ondanks zijn verzoek aan de deken heeft klager niet meer op die brief mogen reageren. De voorzitter heeft dan ook niet tot het oordeel kunnen komen dat de toevoegingsaanvraag geen onjuistheden bevatte, aldus klager.

3.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b heeft klager in het verzet aangevoerd dat hij zich refereert aan het oordeel van de raad van discipline.

4 VERWEER

4.1 Verweerder betwist de raad voor rechtsbijstand onjuist informatie te hebben verstrekt. Hij wijst op het feit dat de raad voor rechtsbijstaand naar aanleiding van de toevoegingsaanvraag hem nog om extra informatie heeft verzocht. Nadat hij deze heeft verstrekt, heeft de raad voor rechtsbijstand de toevoeging verleend, aldus verweerder.

4.2 Verweerder stelt voorts als advocaat kantoor te houden in Amsterdam en zich van uitsluitend een postbus in Maastricht te bedienen, zonder daar gevestigd te zijn. Verweerder wijst op het feit dat klager geen belang heeft bij het klachtonderdeel over de door hem gestelde onduidelijkheid over de plaats waar verweerder kantoor houdt.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 Zoals de voorzitter met juistheid heeft overwogen komt een advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Het enkele feit dat verweerder een toevoeging heeft aangevraagd voor de tuchtzaak namens de heer A. tegen klager is aldus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.3 Anders dan de voorzitter heeft overwogen, is de raad echter van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat geen onjuistheden zijn geconstateerd in de door verweerder op verzoek van de raad voor rechtsbijstand gegeven aanvullende toelichting op de toevoegingsaanvraag. De klacht van klager ziet met name op die aanvullende toelichting, gegeven in de hiervoor onder punt 2.3 genoemde brief van verweerder van 30 mei 2013. Hoewel klager daar nadrukkelijk om heeft verzocht, is hij niet in de gelegenheid gesteld om zich over die brief uit te laten, terwijl hij niet op een eerder moment al kennis had genomen van het stuk. Het verzet is derhalve gegrond.

5.4 Nu het verzet gegrond is en klager zich niet eerder heeft kunnen uitlaten over de betreffende brief van verweerder, is de raad van oordeel dat aanleiding bestaat voor nader onderzoek door de deken alvorens op de klacht van klager kan worden beslist.

BESLISSING

De raad van discipline:

 -  verklaart het verzet gegrond;

 - verwijst de klacht voor nader onderzoek naar de deken;

 - houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. P. van Lingen, E.M.J. van Nieuwenhuizen, J.J. Trap en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 februari 2015.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 februari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.