Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:82

Zaaknummer

14/71

Inhoudsindicatie

Klacht over stelselmatig gedane grievende uitlatingen over advocaat wederpartij gegrond.

Uitspraak

Beslissing van 11 mei 2015

in de zaak 14-71

naar aanleiding van de klacht van:

1.    mr. R

2.    mr. P

3.    mr. E.

klagers

tegen:

mr. E

advocaat te Franeker

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 13 oktober 2014 met kenmerk 2013 KNN, door de raad ontvangen op 16 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 maart 2015 in aanwezigheid van klager 1 en klager 3.  Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 13 oktober 2013 en de aan die brief gehechte bijlagen, genummerd a t/m p.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Op 3 november 1999 is bij een voormalig notariskantoor gevestigd te Leeuwarden een akte van ruiling gepasseerd waarbij de gemeente Ameland en de heer P elkaar over en weer een woonhuis met perceel grond hebben geleverd.

2.3    Per 1 januari 2006 is de desbetreffende notarispraktijk ingebracht in Nord Notarissen B.V. De aandelen van deze rechtspersoon waren, net als die van Nord Advocaten B.V., in handen van Nord Advocaten en Notarissen Holding B.V. Klager 1 was werkzaam bij Nord Advocaten B.V. Klager 2 was mede-aandeelhouder van de genoemde holding. 

2.4    In 2006 heeft de gemeente Ameland zich op het standpunt gesteld dat in de akte van ruiling uit 1999 een fout is gemaakt door de notaris. Vervolgens is een civiele procedure aanhangig gemaakt tussen de heer P, die daarbij werd bijgestaan door verweerder enerzijds, en de gemeente Ameland, bijgestaan door klager 2, anderzijds. De rechtbank Leeuwarden heeft de vorderingen van de gemeente Ameland toegewezen.

2.5    De genoemde advocaten-B.V. en notarissen-B.V. werkten met elkaar samen. Begin 2007 hebben de participanten in de holding besloten die samenwerking te beëindigen, welke beëindiging conflictueus is verlopen. In het kader daarvan is onder meer een geschil ontstaan over de vraag of Nord Advocaten B.V. met de gemeente Ameland de afspraak heeft gemaakt dat de advocatenkosten die voor die gemeente waren gemoeid met het geding tussen de gemeente en de heer P, door Nord Advocaten B.V. ten laste zouden worden gebracht van Nord Notarissen B.V.

2.6    In februari 2010 is ter vereffening van de genoemde holding en de beide dochtervennootschappen een tweetal vereffenaars benoemd, te weten klager 2 en mr. G.. Klager 2 heeft in die hoedanigheid kennis genomen van een hypotheekakte d.d. 16 juli 2010 waarbij door de heer P (cliënt van verweerder) op diens huis het recht van hypotheek en pand werd verleend aan verweerder, in verband met een door verweerder aan de heer P verstrekte geldlening ten bedrage van € 100.000 tegen een rente van 5% per jaar.

2.7    Op 27 oktober 2011 heeft klager 1 namens klager 2 een klacht ingediend tegen verweerder over diens betrokkenheid bij bovengenoemde geldlening. De deken heeft die klacht overgenomen voor het geval klagers 1 en 2 daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.8    Bij beslissing van 22 augustus 2014 heeft de Raad van Discipline klagers 1 en 2 niet-ontvankelijk verklaard in die klacht en de dekenklacht gegrond verklaard, waarbij verweerder een schorsing voor de duur van één maand is opgelegd.

2.9    Nadat verweerder namens de heer P beroep had ingesteld tegen het onder 2.4 omschreven vonnis, is dat vonnis in het arrest van 8 februari 2011 van het gerechtshof Leeuwarden vernietigd. Nadien is cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

2.10    In mei 2011 is door de gemeente Ameland een tuchtklacht ingediend tegen verweerder, omtrent de wijze waarop hij zich als raadsman van de heer P in diens geschil met de gemeente Ameland heeft gedragen. De Raad van Discipline heeft op 20 april 2012 deze klacht gegrond verklaard, voor zover ziende op de klachtonderdelen (kort gezegd) ‘onnodig grievende uitlatingen, denigrerend taalgebruik, vereenzelviging’ en ‘directe benadering wederpartij zonder toestemming raadsman’. Bij zijn beslissing heeft de Raad van Discipline aan verweerder een berisping is opgelegd. Bij beslissing van 8 april 2013 heeft het Hof van Discipline die beslissing van de Raad van Discipline bekrachtigd.

2.11    Verweerder heeft namens zijn cliënten, mrs B en D, (voormalig notarissen van Nord Notarissen B.V.), een tuchtklacht tegen klagers 1 en 2 ingediend. Bij beslissing van 9 maart 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline die klacht afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder is daarvan in verzet gaan. Bij beslissing van 27 mei 2013 heeft de Raad van Discipline het verzet ongegrond verklaard.

2.12    Klaagster 3 heeft namens een cliënt verweer gevoerd in een civiele procedure waarin de maatschap van verweerder haar cliënt, de heer A,  had gedagvaard. Klaagster 3 is (en was ook toentertijd) advocaat bij Birne Advocaten B.V., de rechtsopvolgster van Nord Advocaten B.V.

2.13    Bij brief van 20 juni 2013 hebben klagers de onderhavige klacht bij de deken ingediend. 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder zich herhaaldelijk in woord en geschrift onnodig grievend uitlaat en doordat verweerder onjuiste feiten stelt en zich jegens klagers zodanig opstelt dat hij daarmee niet streeft naar een onderlinge verhouding van welwillendheid.

3.2    De passages uit de brieven en stukken waarin verweerder zich naar oordeel van klagers onnodig grievend en onwelwillend heeft uitgelaten zijn in de klachtbrief uitvoerig uiteengezet. 

4    VERWEER

4.1.    Verweerder stelt dat de hardnekkige weigering van klagers om enige verantwoording af te leggen voor de schuldenlast van de voormalige maatschap, hebben geleid tot scherpe bewoordingen van verweerder. Dit past bij de ernst van de situatie. De beschuldigingen over onregelmatigheden zijn dermate ernstig dat het maken van verontschuldigingen pas aan de orde kan komen indien eerst verantwoording is afgelegd door klagers.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2.    De raad is van oordeel dat verweerder met de na te melden uitlatingen de grens van wat een behoorlijk advocaat in het licht van het voorschrift van artikel 46 Advocatenwet betaamt en zoals onder 3.1 is omschreven, heeft overschreden:

a)    In de brief van 7 maart 2011 van verweerder aan de deken, in het kader van de onder 2.10 omschreven klacht:

“met het verkondigen van de waarheid hebben Mr. X (…) wel grote moeite, (…)

mocht Mr. X de inhoud van de klacht van de Gemeente op dit onderdeel ondersteunen, dan maakt hij zich schuldig aan misleiding van zijn eigen cliënte”.

b)    In de brief van 19 april 2011 van verweerder aan de deken, in het kader van de onder 2.11 omschreven klacht:

“in het recente verleden heeft Mr. X cliënt (mr. B., toevoeging Raad van Discipline) intensief bijgestaan als raadsman in de Nord affaire, hetwelk ertoe heeft geleid dat cliënt niet langer als notaris kon fungeren en dat Nord in liquidatie geraakte met aanwijzing van mr. Y tot vereffenaar”.

c)    In de pleitnota in het kort geding van 23 juni 2011 tussen - onder meer  -  mrs B en D, bijgestaan door verweerder, als eisers en klager 2, bijgestaan door klager 1, als gedaagde:

“bedrieglijke overeenkomst”

“volkomen uit de lucht gegrepen is en gefingeerd”.

d)    In de brief van 24 januari 2012 van verweerder aan de deken, in het kader van de onder 2.11 omschreven klacht:

“de agressieve fixatie van mrs. Y en X jegens hem en zijn    oud kantoorgenoot”.

e)    In de conclusie van dupliek in oppositie van 4 juni 2013, in de onder 2.12 omschreven procedure:

“Alles wijst erop dat het “met modder gooien” geheel behoort bij de stijl van Birne advocaten”

“dat A c.q. zijn raadslieden op onbehoorlijke wijze en in strijd met de waarheid”  (…)

(...) al hetgeen A thans in de verzetprocedure stelt, achteraf is verzonnen c.q. ingefluisterd (…)

“Veeleer is A achteraf ingefluisterd, dat hij meer kans maakt in een procedure door - tegen beter weten in - (…)”.

f)       In de brief van 28 maart 2012 van verweerder aan klager 3, in het kader van de onder 2.12 omschreven procedure:

“Opposant heeft van meet af aan -hetzij op eigen initiatief, hetzij ingefluisterd door zijn raadslieden- optimaal geprobeerd obstructie te plegen door het zoveel mogelijk zand in de raderen te strooien.”

5.3     Ad uitlating a): Deze uitlating suggereert dat klager 1 in zijn bijstand aan de gemeente Ameland niet alleen opzettelijk een onjuist standpunt van de gemeente Ameland aan de deken en de Raad van Discipline heeft gepresenteerd omdat klager 1 wist dat dat standpunt niet juist was, doch tevens dat hij die gemeente daartoe heeft aangezet. Nu het onderhavige klachtdossier de (hier door verweerder te stellen) feiten en omstandigheden ontbeert die de bedoelde uitlating (in enigerlei mate) onderbouwen, moet het ervoor worden gehouden dat die uitlating ongegrond is. Daarnaast geldt dat de uitlating is gedaan in een klachtprocedure tussen de gemeente Ameland en verweerder, zodat zonder (de eveneens van verweerder te verlangen, doch uitgebleven) verklaring niet valt in te zien waarom daarin als verweer het handelen van klager 1 (als raadsman van de gemeente Ameland) door verweerder mocht worden betrokken. Daarmee is het onnodig grievende en niet op welwillende samenwerking tussen advocaten gerichte karakter van de uitlating gegeven.

Ad uitlating b): Deze uitlating suggereert dat de kwaliteit van het optreden van klager 1 als voormalig raadsman van mr B, het defungeren van mr B als notaris en de ontbinding van de beide Nord-werkmaatschappijen heeft veroorzaakt. Het onderhavige klachtdossier ontbeert de (ook hier van verweerder te verlangen) feiten en omstandigheden die de bedoelde uitlating (in enigerlei mate) onderbouwen. Daarom moet ook deze uitlating voor ongegrond worden gehouden en is daarmee het onnodig grievende en niet op welwillende samenwerking tussen advocaten gerichte karakter ervan gegeven.

Ad uitlating c): Deze uitlating suggereert dat klagers 1 en 2 in de afwikkeling van de ontbonden samenwerking tussen Nord Advocaten B.V. en Nord Notarissen B.V., de onder 2.5 omschreven afspraak hebben gefingeerd, wetend dat een dergelijke afspraak niet was gemaakt. Hetgeen hiervoor omtrent uitlating b) is overwogen, geldt ook hier.

Ad uitlating d): Reeds uit de aard van deze uitlating volgt dat deze strijdt met het voorschrift als advocaten te streven naar een onderlinge verhouding van welwillendheid.

Ad uitlatingen e en f): Daargelaten dat hier gaat om uitlatingen die zijn gedaan in een rechtbankprocedure (in plaats van in een tuchtprocedure), gaat het hier, net als bij uitlating a) om niet onderbouwde uitlatingen omtrent de beweerdelijk bedrieglijke wijze waarop de advocaat van verweerders wederpartij die wederpartij bijstaat. Hetgeen hiervoor ten aanzien van uitlating a) is overwogen, geldt daarom mutatis mutandis evenzeer voor deze uitlatingen.

5.4     Bij zijn oordeel omtrent het klachtwaardige karakter van de bedoelde uitlatingen heeft de raad meegewogen dat verweerder deze uitlatingen in een kort tijdsbestek bij herhaling en stelselmatig heeft gedaan.

5.5     Het voorgaande brengt mee dat de klacht gegrond is, voor zover op de voormelde uitlatingen betrekking hebbend.

5.6     De klacht is niet gegrond voor zover deze op de overige door klagers aangehaalde uitlatingen betrekking heeft. Een deel van die overige uitlatingen heeft geen betrekking op het handelen van klagers, maar op de feiten en omstandigheden van de door hen behandelde zaken. Een ander deel van die uitlatingen heeft wel op dat handelen van klagers betrekking, maar bevat daarbij niet een voldoende duidelijke beschuldiging van opzettelijk leugenachtig of bedrieglijk handelen. Beoordeeld tegen die achtergrond en tegen de achtergrond van het feit dat er tussen klagers, verweerder en hun wederzijdse cliënten een felle rechtsstrijd is gevoerd waarbij de ontvlechting van Nord Advocaten B.V. en Nord Notarissen B.V. een inhoudelijke rol speelde, in welke ontvlechting klagers 1 en 2 belanghebbende waren, kan niet worden gezegd dat die overige uitlatingen van verweerder de grenzen die artikel 46 Advocatenwet stelt, te buiten zijn gegaan.

6.    MAATREGEL

Vanwege het stelselmatige karakter van de onder 5.2 omschreven uitlatingen en het feit dat verweerder reeds eerder een onherroepelijke maatregel is opgelegd voor soortgelijke uitlatingen als de onderhavige, legt de raad de maatregel van een berisping op.

BESLISSING

De raad van discipline

-    verklaart de klacht gegrond in voege als onder 5.2 en 5.3 is overwogen en

-    verklaart de klacht voor het overige ongegrond en

-    legt verweerder de maatregel van een berisping op.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, P.R.M. Noppen, C.W.J. Okkerse, B.E.J.M. Tomlow, leden, bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 2015

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.