Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:17

Zaaknummer

L 320 - 2014

Inhoudsindicatie

Geen nieuwe feiten of omstandigheden waarvan klager zich bij het indienen van zijn eerdere klacht redelijkerwijs niet bewust had kunnen zijn.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Aan de raad komt geen bevoegdheid toe om de in artikel 60ab e.v. van de Advocatenwet amtshalve te nemen.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 5  januari 2015

in de zaak L 320-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klager

 

tegen:

 

           

 

verweerster

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Limburg van 9 december 2014 met kenmerk DOK 7191 , door de raad ontvangen op 11 december 2014 , en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

Klager heeft nadien op 15 en 23 december 2014 nog stukken aan de raad toegezonden. De voorzitter zal deze buiten beschouwing laten, nu aan klager reeds was verzocht om in afwachting van nader bericht omtrent de behandeling geen stukken toe te sturen.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

   1.1          Klager heeft op 5 juli 2012 tegen onder meer verweerster een klacht ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten te Amsterdam. Bij beslissing d.d. 31 mei 2013 van de voorzitter van het Hof van Discipline zijn de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg en de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch voor behandeling van de klacht aangewezen. Voormelde klacht voor zover gericht tegen verweerster luidde als volgt:

1.    verweerders hebben niet zelf contact met de verzekeraar  opgenomen, maar hebben dit overgelaten aan klager zelf;

2.    verweerders hebben zich niet  ingespannen om de nodige informatie aan de verzekeraar door te geven;

3.    de vermelding M. Advocaten stemt niet overeen met de werkelijkheid.

             

1.2            De raad van discipline heeft voormelde klacht (bij de raad bekend onder nummer L 177-2013) bij beslissing dd. 27 januari 2014 in alle onderdelen niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing door het Hof van Discipline bij beslissing dd. 25 augustus 2014 is bekrachtigd. Het Hof van Discipline overwoog in zijn beslissing dat het niet tot de taken van het Hof behoort om de deken opdracht te geven een procedure uit hoofde van de artikelen 60a en volgende van de  Advocatenwet te beginnen.

1.3            Klager heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg bij e-mail dd. 27 augustus 2014 verzocht maatregelen te nemen tegen verweerster betreffende de uitoefening van de praktijk, aangezien verweerster de -niet verjaarde- aansprakelijkstelling dd. 13 november 2013 had laten versloffen.

1.4            De deken heeft klager bij brief dd. 9 september 2014 bericht dat hij geen aanleiding zag om maatregelen betreffende de praktijkuitoefening tegen verweerster te nemen. De deken gaf te kennen dat de zaak in zijn visie tuchtrechtelijk was geëindigd door de uitspraak van de raad van de discipline dd. 27 januari 2014 en het Hof van Discipline dd. 25 augustus 2014. Klager heeft bij brief dd. 15 september 2014 gereageerd op de brief van de deken dd. 9 september 2014 en zijn verzoek om maatregelen tegen verweerster te nemen herhaald. De deken heeft bij brief dd. 23 oktober 2014 geantwoord dat er geen sprake was van een nieuw feit en dat de klacht van klager reeds tuchtrechtelijk was afgedaan. Klager heeft bij brief dd. 29 oktober 2014 aan de deken verzocht de zaak aan de raad voor te leggen en spoedeisende maatregelen aan te vragen. De deken heeft de klacht van klager bij brief dd. 9 december 2014 ter kennis van de raad gebracht.

 

2.               KLACHT

                                     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk        verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet                              doordat:

verweerster haar niet verjaarde aansprakelijkstelling dd. 11 november 2003 heeft laten versloffen.

     2.2        Klager brengt ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren:

                  De beslissingen van de raad en het Hof van Discipline in klachtzaak L177-2013 genomen beslissingen hebben alleen betrekking op de periode van 2003-2007 en dienen alleen als voorliggend feitenmateriaal voor de hoofdklachtonderdelen die qua aanpak van de praktijkvoering van verweerster tot de bevoegdheid van de deken behoren.

 

3.           VERWEER

3.1         Op de klacht van klager is in klachtzaak L 177-2013 door de tuchtrechter               beslist, waarmee de behandeling van de klacht is afgedaan. Klager legt de               klacht thans voor een tweede maal aan de tuchtrechter voor en dient                     daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn klacht.

3.2         Subsidiair handhaaft verweerster al hetgeen in klachtzaak L 177-2013                    reeds is aangevoerd.

 

4.           ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT

4.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2          Volgens vaste tuchtrechtspraak kan de klager in een klacht over het optreden van een advocaat waarover door de tuchtrechter is beslist, niet voor een tweede keer worden ontvangen. De advocaat moet er immers na de beslissing in een klachtzaak op kunnen vertrouwen dat de klacht daarmee definitief afgewikkeld is, behoudens door de klager in een herhaalde klacht te stellen feiten die hem bij de formulering van de eerdere klacht niet bekend waren noch konden zijn.

4.3                     De klacht die klager bij brief dd. 27 augustus 2014 bij de deken heeft ingediend, is door klager reeds op 5 juli 2012 ingediend, althans heeft betrekking op hetzelfde feitencomplex als waarop de klacht in de klachtzaak L 177-2013 betrekking had. De rechtszekerheid brengt met zich mee een klacht niet voor een tweede maal aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd. Verweerster mocht en mag erop vertrouwen dat haar optreden (in ruime zin) na haar aansprakelijkstelling door klager niet voor een tweede keer aan de tuchtrechter wordt voorgelegd. Nieuwe feiten of omstandigheden waarvan klager zich ten tijde van het indienen van zijn klacht in klachtzaak L 177-2013 redelijkerwijs niet bewust had kunnen zijn, die ertoe zouden noodzaken dat de raad zich andermaal over het optreden van verweerster in deze zaak buigt, zijn niet gesteld noch gebleken.  

 

3.5         Nu de raad en het Hof van Discipline  reeds hebben geoordeeld over het optreden van verweerster in de kwestie betreffende de aansprakelijkstelling door klager, kan klager niet opnieuw in klachten hierover worden ontvangen. De voorzitter zal de klacht daarom als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

 

3.6         Aan de  raad komt geen bevoegdheid toe om de in de artikelen 60ab en volgende van de Advocatenwet  vermelde maatregelen ambtshalve te nemen. Maatregelen uit hoofde van de artikelen 60 ab en volgende van de Advocatenwet kunnen enkel op verzoek van de deken door de raad worden opgelegd. Voor zover klager heeft bedoeld aan de raad te verzoeken om spoedeisende maatregelen aan verweerster op te leggen kan klager in zijn verzoek dan ook niet worden ontvangen.

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

 

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrere-Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 5 januari 2015.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op12 januari 2015  

 

per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.