Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-01-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:12
Zaaknummer
14-205
Inhoudsindicatie
Klacht tegen advocaat wederpartij in een letselschadezaak kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 16 januari 2015
in de zaak 14-205
naar aanleiding van de klacht van:
De heer [naam]
[adres]
klager
tegen:
mr. [naam]
advocaat te [plaats]
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 17 december 2014 met kenmerk RvT 14-0214 door de raad ontvangen op 19 december 2014, en van de stukken die zijn vermeld op de bij deze brief gevoegde inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 4.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Klager is na een val in zijn woning in op 3 november 2008 arbeidsongeschikt geraakt. Klager heeft zich tegen arbeidsongeschiktheid verzekerd bij verzekeringsmaatschappij [X]. Tussen klager en de verzekeringsmaatschappij is een geschil ontstaan over de aanspraken die klager kan doen gelden op grond van de door hem afgesloten arbeidsongeschiktheidsverzekering.
1.3 Tussen klager en verzekeringsmaatschappij [X] is bij de rechtbank Midden-Nederland een gerechtelijke procedure aanhangig. Daarin treedt verweerster op voor verzekeringsmaatschappij [X].
1.4 Op 18 februari 2014 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Uit het proces-verbaal van deze comparitie blijkt dat verweerster tijdens die zitting onder meer het volgende heeft verklaard: “Dr. [naam arts] is een zeer ervaren arts. Hij staat in het BIG –register ingeschreven als medisch specialist. Ik weet niet met welke discipline. Hij is een arts die dit soort keuringen doet voor KLM en andere grote bedrijven.
(…. ….) Ik ken dr. [naam andere arts] niet en ik betwist dat hij onafhankelijk is.”
1.5 Bij brief van 4 juli 2014 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) tijdens de comparitie van partijen op 18 februari 2014 te verklaren dat de heer [naam arts] medisch specialist is, terwijl de heer [naam arts] geen medisch specialist is maar basisarts zonder specialisme;
b) te stellen dat CRPS geen medisch objectiveerbare aandoening is;
c) te stellen dat de polisvoorwaarden GF 04-2007 niet overeengekomen zijn en dat er een “en bloc-wijziging” van de polisvoorwaarden met terugwerkende kracht zou zijn geweest;
d) te stellen dat op het aanvraagformulier vermeld staat dat klager de polisvoorwaarden GF 10-2008 heeft geaccepteerd terwijl dit er niet op staat;
e) de door klager ingeschakelde medisch specialist zwart te maken en te stellen dat deze onder een hoedje zou spelen met de advocaat van klager.
3 VERWEER
3.1 Het verweer komt voor zover noodzakelijk bij de bespreking van de klacht aan de orde.
4 BEOORDELING
4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.
4.2 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de op basis van jurisprudentie van het hof van discipline geldende maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
ad klachtonderdeel a)
4.3 Verweerster heeft erkend dat haar mededeling tijdens de comparitie inderdaad ten dele feitelijk onjuist was, doch zij geeft aan dat zij zich niet bewust is geweest van het feit dat haar mededeling niet klopte. Bovendien blijkt uit de overige processtukken dat Dr [naam arts] inderdaad werkzaam was als keuringsarts en verzekeringsarts.
4.4 Niet elke feitelijke onjuistheid levert een gegrond tuchtrechtelijk verwijt op. Gelet op de context waarin de onderhavige uitlating is gedaan en het betrekkelijk geringe gewicht daarvan is de voorzitter van oordeel dat verweerster de in r.o. 4.2 beschreven norm niet heeft overschreden. Klachtonderdeel a) is derhalve kennelijk ongegrond.
ad klachtonderdeel b)
4 . 6 Een eenvoudige zoekopdracht op het World Wide Web leert dat CRPS net als whiplash algemeen beschouwd wordt als een moeilijk direct te herkennen, en buitengewoon lastig te objectiveren aandoening. Dit wordt overigens ook vermeld in de door klager als bijlage 5 bij zijn klachtbrief overgelegde richtlijn die op initiatief van de Nederlandse Vereniging van Revalidatieartsen en de Nederlandse Vereniging van Anesthesiologie tot stand gekomen is.
4 .7 Derhalve valt niet in te zien waarom verweerster niet zou mogen melden dat CRPS geen medisch objectiveerbare aandoening is. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.
ad klachtonderdeel c) en d)
4 .8 Deze klachtonderdelen hebben betrekking op het civielrechtelijke geschil dat tussen klager en verweersters cliënt bestaat. Het tuchtrecht is niet bedoeld om een inhoudelijk oordeel te krijgen over een civielrechtelijke aangelegenheid. Klager dient zich hiervoor te wenden tot de civiele rechter. Verweerster mocht in het belang van haar cliënte de stellingen innemen die zij heeft ingenomen. De voorzitter is van oordeel dat zij daarmee de in r.o. 4.2 beschreven norm niet heeft overschreden.
4 . 9 Ook deze klachtonderdelen zijn derhalve kennelijk ongegrond.
ad klachtonderdeel e)
4 . 10 Dit klachtonderdeel ziet op de uitspraak van verweerster: “Ik ken dr. [naam andere arts] niet en ik betwist dat hij onafhankelijk is.” Ook met deze uitspraak heeft verweerster de in r.o. 4.2 beschreven norm niet overschreden zodat dit klachtonderdeel het lot van de overige klachtonderdelen deelt.
BESLISSING
Wijst de klacht af in alle onderdelen.
Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 16 januari 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 19 januari 2015 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:
• klager
en per gewone post aan:
• verweerster
• de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland
• de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten