Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:74

Zaaknummer

OB 33, 34 en 35 - 2015

Inhoudsindicatie

De rechtszekerheid brengt met zich mee dat klachten die betrekking hebben op eenzelfde feitencomplex tegelijkertijd worden ingediend. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van    2015

in de zaak OB 33, 34 en 35 - 2015

 

 

naar aanleiding van de klachten van:

 

 

                                              

klager

 

 

 

tegen:

 

 

 

 

verweerster

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brieven van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant d.d. 3 maart 2015, met kenmerk 48/14/183K, 48/14/176K en 48/14/177K , door de raad ontvangen op 5 maart 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijsten vermelde stukken.

 

1.               FEITEN

1.1         Verweerster heeft klager bijgestaan in een ontruimingsprocedure tegen woningstichting X. Klager heeft zich eerder bij herhaling beklaagd over het over het optreden van verweerster. De eerdere klachtzaken van klager tegen verweerster zijn bij de raad geregistreerd onder  referentienummers H 200-2012, ZWB 386-2013, OB 40-2014 en OB 216/217-2014 en OB 299 t/m 304 2014.  

1.2         In klachtzaak H 200-2012 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad bij beslissing dd. 17 augustus 2012 de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen. Het door klager tegen deze beslissing ingestelde verzet is door de raad bij beslissing dd 17 december 2012, als niet tijdig ingediend, niet-ontvankelijk verklaard.

 

1.3         In klachtzaak ZWB 386-2013 heeft de raad klachtonderdeel 1 van de klacht gegrond verklaard en ter zake aan verweerster een enkele waarschuwing opgelegd. De raad heeft in deze klachtzaak voorts klager in klachtonderdeel 5 niet-ontvankelijk verklaard, omdat al eerder op dit klachtonderdeel was beslist, en de overige onderdelen van de klacht ongegrond verklaard.

 

1.4         In klachtzaak OB 40-2014 is klager bij beslissing van de raad dd. 25 augustus 2014 en in de klachtzaken OB 216 en 217-2014 bij beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad dd. 8 september 2014 niet -ontvankelijk verklaard, aangezien al eerder op de klachten van klager was beslist. Het in de klachtzaken OB 216 en 217 -2014 door klager ingestelde verzet is bij beslissing van de raad dd. 9 februari 2015 ongegrond verklaard.

 

1.5         In de klachtzaak OB 299-2014 is de klacht bij beslissing van de voorzitter dd. 9 december 2014 als kennelijk ongegrond afgewezen. De voorzitter heeft de klachten in de klachtzaken OB 300 t/m 304 als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen. In de klachtzaken OB 300, 301m 302 en 304 en het eerste onderdeel in klachtzaak OB 303 -2014 omdat de klachten betrekking hadden op hetzelfde feitencomplex als de klachten waarop in de klachtzaken H 200-2012 en ZWB 386-2013 door de raad reeds was beslist en in klachtzaak OB 303-2014 ten aanzien van het tweede klachtonderdeel omdat klager ter zake geen klachtrecht toekomt.

 

1.6         Uit voormelde klachtzaken zijn de volgende feiten bij de raad bekend.

Bij vonnis van 19 januari 2012 heeft de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Gouda (hierna: de kantonrechter), in een procedure jegens  stichting M., klager veroordeeld om zijn woning te ontruimen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Klager heeft verweerster vervolgens verzocht om rechtsbijstand in deze zaak. Bij per telefax verzonden brief van 7 februari 2012 heeft verweerster, onder overlegging van een conceptdagvaarding, het gerechtshof ’s-Gravenhage verzocht om een spoedprocedure op de grond dat de woningbouwcorporatie niet bereid was de ontruiming – die gepland stond voor 8 februari 2012 – op te schorten in afwachting van het hoger beroep. Het hof heeft daarop beslist om het in te stellen hoger beroep te behandelen met bijzondere spoed (als bedoeld in artikel 9.1.14 van het procesreglement) en heeft de woningbouwvereniging, bij wijze van tijdelijke voorlopige voorziening, mondeling verboden om in de periode tot en met 10 februari 2012 te ontruimen. Bij exploot van 8 februari 2012 is verweerster voor klager in kort geding hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter d.d. 19 januari 2012 en zijn de grieven tegen het vonnis aangevoerd. Op 9 februari 2012 is het procesdossier overgelegd. Bij afzonderlijke brief van 9 februari 2012 zijn door verweerster nog aanvullende producties in het geding gebracht. Ter zitting van 10 februari 2012 hebben partijen hun standpunt bepleit. Verweerster heeft hierbij een pleitnota overgelegd. Partijen hebben ter zitting afstand gedaan van het recht op het nemen van een memorie van grieven respectievelijk een memorie van antwoord en arrest gevraagd. Bij arrest van 21 februari 2012 heeft het gerechtshof voornoemd vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Het arrest is gewezen door drie rechters en uitgesproken ter openbare zitting van 21 februari 2012. Bij brief van 8 maart 2012 heeft verweerster de samenwerking met klager beëindigd. Zij heeft daarin vermeld dat de termijn voor cassatieberoep in het onderhavige geval 4 weken bedroeg, te rekenen vanaf 21 februari 2012, dus tot uiterlijk 20 maart 2012. Daarbij heeft zij de processtukken aan klager geretourneerd en hem voor rechtsbijstand door een andere advocaat verwezen naar het bureau van de Orde van Advocaten in ’s-Gravenhage.

 

    1.7         Klager heeft zich per e-mails dd. 19 november, 20 en 31 december 2014 opnieuw beklaagd over het optreden van verweerster in februari 2012.

 

2.               KLACHT

De klachten houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

In klachtzaak OB 33 - 2015 :

1.           verweerster op 7 februari 2012 de appelzitting heeft aangevraagd; terwijl zij recht had om nog een week de tijd te krijgen om de memorie van antwoord in te dienen;

2.           verweerster er niets aan heeft gedaan dat de voorzieningenrechter in hoger beroep geen bodemprocedure heeft geregeld;

3.           verweerster ten onrechte een kort geding in hoger beroep heeft aangespannen; er was immers geen spoed;

4.           de appelzitting al na 30 minuten voorbij was terwijl daarvoor twee maal 20 minuten staat;

5.           verweerster in de bodemprocedure niet ervoor heeft gezorgd dat er getuigen werden opgeroepen, terwijl er valse verklaringen speelden;

6.           verweerster geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om twee weken na de appelzitting memorie van antwoord in te dienen.

In klachtzaak OB 34 - 2015 :

1.         verweerster blijkens haar antwoord tijdens de hoorzitting bij de raad van discipline in juni 2014 niet wist of de betreffende zitting van 10 februari 2012 een comparitie na aanbrengen was.

In klachtzaak OB 35 - 2015 :

1.         verweerster niet aan het einde van het kort geding in hoger beroep van 10 februari 2012 bij het gerechtshof als direct de bodemprocedure regelde, terwijl in haar pleitnota stond dat juist een bodemprocedure de kans op ontbinding van het huurcontract van klager kon voorkomen;

2.         verweerster in haar brief dd. 7 februari 2012 geen tijdelijke voorlopige voorziening heeft gevorderd;

3.         verweerster, terwijl er geen sprake was van spoed, geen bodemprocedure zonder kort geding in hoger beroep heeft gestart;

4.         verweerster, ondanks haar toezegging om voor 10 februari 2012 contact met klager op te nemen om het hoger beroep voor te bereiden, dit niet heeft gedaan;

5.         verweerster de memorie van grieven pas op 9 februari 2012 heeft ingediend, terwijl het hoger beroep al op 10 februari 2012 was.

 

 

3.           ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT

3.1         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

3.2         Volgens vaste tuchtrechtspraak kan de klager in een klacht over het optreden van een advocaat waarover door de tuchtrechter is beslist, niet voor een tweede keer worden ontvangen. De advocaat moet er immers na de beslissing in een klachtzaak op kunnen vertrouwen dat de klacht daarmee definitief afgewikkeld is, behoudens door de klager in een herhaalde klacht te stellen feiten die hem bij de formulering van de eerdere klacht niet bekend waren noch konden zijn.

 

3.3         In klachtzaak H 200-2012 zijn de volgende klachten behandeld:

1.    verweerster heeft in strijd met de waarheid verkondigd dat alleen in strafzaken meinedig kan worden verklaard;

2.    verweerster heeft geen actie ondernomen tegen de leugenachtige verklaringen in het dossier, waardoor klager onrechtmatig zijn woning is kwijtgeraakt terwijl verweerster dit had kunnen voorkomen;

3.    verweerster heeft niets gedaan met een schriftelijke verklaring van een mede- flatbewoonster van klager;

4.    verweerster heeft klager bedrogen en zo meegewerkt aan de onrechtmatige uithuiszetting van klager, zonder huurschuld en overlast zijnerzijds;

5.    het huurcontract van klager is nooit ontbonden; hij is met slechts een vonnis op straat gezet, verweerster heeft hiertegen niets ondernomen;

6.    verweerster heeft de brieven van het Bureau Discriminatiezaken niet in de procedure meegenomen;

7.    verweerster heeft in maart 2012 geweigerd aan het gerechtshof te berichten dat de leugenachtige verklaringen in het dossier en de leugenachtige verklaringen van de heer S tegenover de rechter reden dienen te zijn om het arrest nietig te verklaren.

 

In klachtzaak ZWB 386-2013 zijn de volgende klachten behandeld:

a. Tekort schieten in haar voorlichtende taak:

1.   het geven van foutieve informatie over de cassatietermijn in een kort                      geding procedure;

2.   het niet volledig informeren over de mogelijke rechtsmiddelen na                            arrest in hoger beroep zoals “ herroeping / herziening van het vonnis”;               

3.   misleiding met betrekking tot het starten van een bodemprocedure na                      eventueel verlies van het hoger beroep;

b. Nalatigheid tijdens de procedure:

4.   het niet-wraken van de zittingsrechter omdat er slechts één rechter de                      zaak behandelde in plaats van de voorgeschreven drie;

5.   verzuimen om de rechter te verzoeken aan klager een bewijsopdracht                      te geven;

6.   verzuimen te protesteren tegen het voornemen van de rechter om                          arrest te wijzen met drie rechters terwijl er maar één op zitting                                aanwezig was;

7.   onvoldoende onderzoek doen naar de leugens in het dossier tussen                      het vonnis in eerste aanleg van 19 januari 2012 en de appeldatum van                      7 februari 2012;

8.   onvoldoende aandacht besteden aan het feit dat klagers buurvrouw                        voortdurend de voordeur dichtsloeg;

9.   verzuimen een verzoek om pleidooi in te dienen;

10. verzuimen cassatieberoep in te stellen;

11. verzuimen klager te verwijzen naar een advocaat in Den Haag ingeval                      klager in cassatie zou willen gaan;

c. Onjuist handelen van verweerster:

12. buiten medeweten van klager afstand doen van het recht op het                              nemen van een memorie van grieven en het vragen van arrest ter                          zitting;

13. mee te werken aan een oneerlijk hoger beroep gelet op de korte                             termijnen die zijn gehanteerd;

14. een concept-dagvaarding aan het Hof toe te zenden in plaats van een                      memorie van grieven;

15. een e-mail die zij op 2 maart 2012 van mevrouw B. had ontvangen, te                      veranderen en zinnen weg te halen;

16. klagers privacy te schenden door aan de politie te vertellen wanneer                de uitspraak zou zijn;

17. het arrest medeondertekenen;

d. Overige klachten:

18. klager verkeerde in de veronderstelling dat het een procedure in hoger                      beroep was, terwijl op de nota van het Hof “ Kort Geding” staat;

19. verweerster zou tijdens de behandeling in Den Haag hebben gesteld                      dat mevrouw van der Laan van Kwintes niet de contactpersoon zou                      zijn;

20. verweerster heeft het vertrouwen van klager in het rechtssysteem en                      de advocatuur geschonden;

21. verweerster schrijft in haar reactie op de klacht dat het gerechtshof                        zitting had op 10 maart 2012 terwijl dat 10 februari 2012 was;

22. verweerster heeft veel van de klachten in haar verweer onbesproken                      gelaten;

23. algemeen samenspanning met politie en justitie en misleiding van                          klager als haar cliënt.

 

In klachtzaak OB 40-2014 zijn de volgende klachten behandeld:

1.    het niet wraken van de zittingsrechter omdat er slechts één zittingsrechter de zaak behandelde en te verzuimen om te protesteren/verzet te plegen tegen het voornemen van de rechter om arrest te wijzen met drie rechters terwijl er maar één rechter op zitting aanwezig was;

2.    niets te doen tegen het feit dat onder het arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage d.d. 21 februari 2012, drie rechters worden vermeld en geen cassatie in te stellen;

3.    te liegen dat de appelzitting een Kort Geding betrof;

4.    niet te verzoeken om pleidooi en het horen van getuigen;

5.    niet te reageren op leugens van de wederpartij, de heer S;

6.    onvoldoende onderzoek te doen naar leugens in het dossier;

7.    de zaak te behandelen alsof deze een spoedeisend karakter had terwijl dit niet noodzakelijk was omdat het vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, niet werd geëxecuteerd door de wederpartij;

8.    onvoldoende onderzoek te doen in de zaak naar ontlastend bewijs;

9.    geen onderzoek te doen in de flat van klager en naar valse verklaringen in het dossier.

 

                                   In de klachtzaken OB 216 en 217 - 2014 zijn de volgende klachten                             behandeld:

1.        verweerster heeft in de hoger- beroepsprocedure tegen het ontruimingsvonnis van de voorzieningenrechter verhinderdata tot 29 maart 2012 opgegeven, terwijl de wederpartij de ontruiming had opgeschort tot 8 maart 2012;

2.        verweerster deed alsof wraking tijdens de zitting op 10 februari 2012 niet mogelijk was omdat het voor klager spoedeisend was, terwijl de wederpartij de ontruiming tot 8 maart 2012 (en later tot 14 maart 2012) had opgeschort en er dus niets spoedeisend was;

3.        verweerster heeft ten onrechte op 7 februari 2012 een zitting aangevraagd. Verweerster had in een bodemprocedure met getuigen moeten zorgen voor vernietiging van het ontruimingsvonnis en terugplaatsing van klager in zijn woning;

4.        verweerster wilde tijdens de zitting op 10 februari 2012 niet wraken op grond van de door haar ten onrechte zelf in het leven geroepen spoedprocedure;

5.        verweerster is de afspraak om een bodemprocedure te starten bij het gerechtshof niet nagekomen;

6.        verweerster heeft ten onrechte met spoed beroep ingesteld tegen het ontruimingsvonnis. Een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis wordt tijdens een bodemprocedure immers vaak niet daadwerkelijk uitgevoerd, gelet op de hoge kosten voor de wederpartij bij latere vernietiging van het vonnis;

7.        verweerster heeft bij  brief d.d. 7 februari 2012 aan het gerechtshof te Den Haag het hoger beroep van klager ten onrechte niet bij de sector huurrecht maar bij de handelssector ingediend.

 

 

In klachtzaak OB 299-2014 is de volgende klacht behandeld:

Verweerster heeft op 6 februari 2012 zonder toestemming van klager telefonisch aan de psychiater van klager gevraagd of er sprake was van hallucinatie bij klager, of de medicatie die klager gebruikte voldoende was en of een opname geïndiceerd was.

 

In klachtzaak OB 300-2014 zijn de volgende klachten behandeld:

1.        verweerster heeft niet gereageerd op een onjuiste verklaring van de heer S;

2.        verweerster heeft naar de rechter niets gedaan naar aanleiding van de onjuiste verklaring van de heer S;

3.        verweerster heeft niet gereageerd op een schriftelijk klacht van de voormalige advocaat van klager.

 

In klachtzaak OB 301-2014 zijn de volgende klachten behandeld:

1.           verweerster heeft in hoger beroep ten onrechte niet aangegeven dat er van spoedeisendheid geen sprake was;

2.           verweerster heeft in hoger beroep niet naar voren gebracht dat klager gestopt was met het draaien van harde muziek, maar dat het smijten met de deur gewoon doorging;

3.           verweerster heeft de afspraak met klager om in hoger beroep een bodemprocedure te starten geschonden en in plaats daarvan zonder overleg met en toestemming van klager nota bene al op 7 februari 2012 hoger beroep aangevraagd;

4.           verweerster is zonder goede voorbereiding en zonder enig onderzoek in de flat van klager of getuigen te horen een hoger beroepsprocedure gestart, waardoor zij de belangen van klager heeft geschaad.

 

In klachtzaak OB 302-2014 zijn de volgende klachten behandeld:

1.        verweerster heeft tijdens de zitting in hoger beroep niet gezegd dat            er geen sprake was van spoedeisendheid

2.        verweerster heeft tijdens de zitting in hoger beroep gezegd dat de            twee klachten tegen klager valse verklaringen waren;

3.        verweerster heeft tijdens de zitting in hoger beroep geen melding            gemaakt van valse verklaringen;

4.        verweerster is geen bodemprocedure gestart, maar verwees klager            voor cassatie naar de Hoger Raad;

5.        verweerster heeft niet gereageerd op de valse verklaring van de            heer S.

 

In klachtzaak OB 303-2014 zijn de volgende klachten behandeld:

1.         a.         verweerster heeft klager misleid door te stellen dat de                         appelzitting een vordering voor een voorlopige voorziening                  betrof;

           b          verweerster heeft de gemaakte afspraken nooit schriftelijk                        vastgelegd;

c.         verweerster heeft zonder overleg met klager verzocht om      direct  arrest uit te spreken;

d.         verweerster heeft -zelfs na het verloren hoger beroep- geen      bodemprocedure is gestart en tegen klager gelogen                over de cassatietermijn;

e.         verweerster heeft klager door haar optreden een                     bodemprocedure in hoger beroep en een                                 cassatieprocedure ontnomen;

2.      verweerster wilde tijdens een mondelinge behandeling van een klacht van klager tegen de (voormalig) deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Brabant op de publieke tribune gaan zitten; zij bleef pas na herhaald verzoek van klager buiten de zittingzaal.

 

In klachtzaak OB 304-2014 is de volgende klacht behandeld:

 

1.        verweerster heeft er tijdens de zitting in hoger beroep niet voor           gezorgd dat de heer S eerst een eed aflegde alvorens te getuigen            tijdens de appelzitting bij het gerechtshof.

 

3.4         De klachten die klager per e-mails dd. 19 november, 20 en 31 december 2014 bij de deken heeft ingediend, hebben evenals de klachten in de klachtzaken OB 40-2014, OB 216-2014, OB 217-2014  en OB 300 t/m 304-2014, allen betrekking op hetzelfde feitencomplex als waarop de klachten in de klachtzaken H 200-2012 en ZWB 386-2013 betrekking hadden. De rechtszekerheid brengt met zich mee dat verwacht mag worden dat klachten die betrekking hebben op eenzelfde feitencomplex tegelijkertijd worden ingediend. Verweerster mocht en mag erop vertrouwen dat haar optreden (in ruime zin) in de ontruimingsprocedure tegen woningstichting X waarop de klachten in zaken H 200-2012 en ZWB 386-2013 betrekking hadden na de afhandeling daarvan niet voor een tweede keer aan de tuchtrechter wordt voorgelegd. Nieuwe feiten of omstandigheden waarvan klager zich ten tijde van het indienen van zijn klachten in bovenvermelde klachtzaken redelijkerwijs niet bewust had kunnen zijn, die ertoe zouden noodzaken dat de raad zich andermaal over het optreden van verweerster in deze zaak buigt, zijn niet gesteld noch gebleken.  

 

3.5         Nu de tuchtrechter bij beslissingen van 17 augustus 2012 en 25 augustus 2014 heeft geoordeeld over het optreden van verweerster in de ontruimingsprocedure tegen woningstichting X, kan klager niet opnieuw in klachten hierover worden ontvangen. De voorzitter zal de klacht daarom in alle onderdelen als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht in alle klachtzaken in alle onderdelen als kennelijk niet-ontvankelijk af.

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen  voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier op 25 maart 2015.

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 30 maart 2015

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.