Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:18

Zaaknummer

7201

Inhoudsindicatie

Verwijt onvoldoende voor klager te hebben ondernomen ongegrond. Verweerder had voldoende duidelijk schriftelijk vastgelegd geen werkzaamheden meer te zullen verrichten. ongegrond

Uitspraak

                                   

Beslissing van 19 januari 2015

in de zaak 7201

naar aanleiding van het wederzijds hoger beroep van:

klagers

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage  (verder: de raad) van 7 juli 2014, onder nummer R.4379/13.286, aan partijen toegezonden op 9 juli 2014. Bij deze beslissing heeft de raad het verzet van klagers tegen de beslissing van de voorzitter van de raad over een klacht van klagers tegen verweerder gegrond verklaard, de klacht gegrond verklaard voor  zover klagers verweerder verwijten dat hij onvoldoende heeft gedaan aan het probleem om de hoofdnutsleidingen uit hun tuin te laten verwijderen en de klacht voor het overige ongegrond  verklaard.  

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2014:140.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is  gekomen, is op 10 juli 2014 2014 ter griffie van het hof ontvangen. De memorie waarbij klagers van deze beslissing in hoger beroep zijn gekomen, is op 8 augustus 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    de brief van 21 oktober 2014 van verweerder aan het hof;

-    de brief van 2 november 2014 van klagers aan het hof;

-    de brief van 11 november 2014 van verweerder aan het hof.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 17 november 2014, waar klagers en verweerder zijn verschenen. Verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Klagers verwijten verweerder meer in het bijzonder dat hij vrijwel niets voor hen heeft bereikt, hetgeen deels is veroorzaakt doordat verweerder onvoldoende aan de zaak heeft gedaan. Klagers stellen dat zij verweerder hebben ingeschakeld om de hoofdnutsleidingen uit hun tuin te laten verwijderen, hetgeen tot heden nog altijd niet is gebeurd. Verweerder heeft klagers wel ongevraagd geadviseerd. Voorts verwijten klagers verweerder dat hij niet zorgvuldig is geweest in zijn dossiervoering en dat het tempo en de voortgang van de zaak te wensen overlieten.

4    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1    Bij brief van 8 maart 2013 heeft verweerder een weergave verstrekt van het besprokene op die dag en bevestigd dat hij als advocaat voor klagers zou optreden. Verweerder bespreekt in die brief drie problemen, te weten de aanwezigheid van kabels en nutsleidingen in  het perceel van klagers; de kadastrale grens van het perceel die niet zou zijn vastgesteld, hetgeen in verband met de aanstaande vaststelling van een nieuw bestemmingsplan tot problemen zou kunnen leiden en de wens van de buren van klagers om bomen op het perceel van klagers te rooien.

4.2    Naar aanleiding van een door klagers verzonden e-mail en telefonisch contact heeft verweerder bij brief van 15 maart 2013 klagers  onder meer aangegeven dat met betrekking tot de perceelgrens zijn bemoeiing naar zijn oordeel niet nodig is en dat hij voor het overige in afwachting is van de nodige stukken afkomstig van klagers om vervolgens te bespreken wat zij precies van verweerder willen.

4.3    Klagers hebben vervolgens stukken naar verweerder gestuurd, waarna verweerder bij brief van 27 maart 2013  aan klagers heeft bericht de stukken bestudeerd te hebben en hen geadviseerd een aantal activiteiten zelf te verrichten.

4.4    Verweerder heeft bij brief van 10 mei 2013  gereageerd op een door klagers aan hem verzonden mail. Verweerder heeft daarin meegedeeld  dat hij met betrekking tot de perceelgrens kwestie “niets voor u kan betekenen”. Voorts heeft hij bericht dat hij niet voor klagers wenste op te treden inzake hun wens om de kabels en de riolering uit de  grond te laten verwijderen, omdat hij daarover negatief adviseerde.

4.5    Op  mails van klagers van 11 en 12 mei 2013  heeft verweerder bij brief van 13 mei 2013 gereageerd en een concept voor een brief aan de gemeente meegezonden die betrekking had op  de perceelgrens en het vat stellen bestemmingsplan.

4.6    Klagers hebben in de tweede helft van juni 2013  diverse mails aan verweerder gezonden. Bij brief van 3 juli 2013 heeft verweerder daarop gereageerd. In die brief is hij wederom ingegaan op het probleem van de in het perceel van klagers liggende leidingen en kabels en heeft hij geadviseerd dienaangaande geen procedure aanhangig te maken. Verweerder concludeerde dat hij niet goed weet of er ”nu op dit moment iets van mij wordt verwacht”.   

4.7    Bij brief van 14 juli 2013 hebben klagers aan verweerder bericht de opdracht terug te nemen.

4.8    Bij brief van 6 augustus 2013 hebben klagers zich gewend tot de deken en daarbij verweerder verweten dat hij geen uitvoering heeft gegeven aan de door hem aanvaarde opdracht om de hoofdnutsleidingen uit de voortuin van klagers te laten verwijderen.

5    BEOORDELING

5.1    In de beslissing waarvan beroep heeft de raad de klacht van klagers gegrond geacht voor zover verweerder werd verweten dat hij onvoldoende heeft gedaan om de hoofdnutsleidingen uit de tuin van klagers te verwijderen. Uit de feiten zoals hiervoor weergegeven komt naar voren dat dit verwijt ten onrechte is gemaakt. Verweerder heeft, na kennisname van de stukken, bij brief van 10 mei 2013 duidelijk laten weten over die kwestie negatief te oordelen en te melden: “dit ga ik niet voor u doen”. Het appel van verweerder is derhalve gegrond.

5.2    De raad heeft terecht en op goede gronden vastgesteld dat ook overigens uit de feitelijke gang van zaken niet kan worden afgeleid dat verweerder onvoldoende aan de zaak heeft gedaan, ongevraagd heeft geadviseerd, niet zorgvuldig zou zijn geweest in de dossiervoering en dat het tempo te wensen zou hebben overgelaten. Ook hier bieden de feiten zoals onder 4 weergegeven, geen steun voor deze verwijten. Het appel van klagers is ongegrond.

 

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, van 7 juli 2014 onder nummer R.4379/13.286;

                 en, opnieuw beslissende:

-    verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann, J.C. van Oven, G.J.S. Bouwens, J. Italianer, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2015.