Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-08-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:195

Zaaknummer

15-078A

Inhoudsindicatie

 Klachten tegen eigen advocaat: kwaliteit dienstverlening, over declaraties en onzorgvuldig handelen, ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 4 augustus 2015

in de zaak 15-078A

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

tegen:

advocaat te Amterdam

verweerder

 

1        VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1        Bij brief aan de raad van 26 maart 2015 met kenmerk 4014-0973, door de raad ontvangen op 27 maart 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2        De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 juni 2015 in aanwezigheid van verweerder. Klager is met bericht van afwezigheid niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.3        De raad heeft kennis genomen van:

-        de in 1.1 bedoelde brief van de deken;

-        de stukken genummerd 1 tot en met 9, opgenomen in de inventarisatielijst.

 

 

 

2        FEITEN

2.1        Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2        Klager heeft zich in februari 2014 tot verweerder gewend voor juridische bijstand in verband met een beroep op de zogenaamde “inkeerregeling” bij de belastingdienst.

2.3        Verweerder heeft naar aanleiding van het gesprek met klager op 14 februari 2014 een opdrachtbevestiging gestuurd ter zake van de ondersteuning bij het aangaan van een vaststellingsovereenkomst met de belastingdienst. In deze opdrachtbevestiging heeft verweerder onder andere meegedeeld dat zijn uurtarief € 450,- excl. BTW bedraagt en dat van zijn medewerker € 275,- excl. BTW.  

2.4        Naar aanleiding van de door verweerder aan de belastingdienst gestuurde “Verklaring Buitenlands vermogen” heeft de inspecteur van de belastingdienst bij brief van 2 april 2014 aan verweerder verzocht om nadere gegevens en inlichtingen te verstrekken en deze vóór 15 mei 2014 aan hem terug te sturen. In deze brief staat voorts vermeld:

(…)

“Om met vrucht gebruik te kunnen maken van de “inkeerregeling” is het wel noodzakelijk dat de betreffende gegevens en inlichtingen, alsmede alle daarmee samenhangende inkomsten, juist en volledig worden verstrekt.”

(…)

 

Bij deze brief van de belastingdienst is een vragenlijst als bijlage meegezonden.

2.5        Verweerder heeft klager op 9 april 2014 een declaratie gestuurd voor

€ 1.089,- incl. BTW op basis van een totale tijdsbesteding door hem en zijn kantoorgenote van 2.3 uur en door hen respectievelijk gehanteerde  uurtarieven van € 450,- en € 180,- excl. BTW.

2.6        Bij brief van 21 april 2014 heeft klager zijn ongenoegen aan verweerder kenbaar gemaakt omtrent de blijkens de declaratie van 9 april 2014 in rekening gebrachte bespreking van 14 februari 2014. Voorts heeft klager verweerder verweten dat hij zijn toezegging, dat hij direct dezelfde dag tot verzending van de aanmeldingsbrief aan de belastingdienst zou overgaan, niet was nagekomen en pas op 18 maart 2014 tot verzending was overgegaan. Klager heeft verweerder tot slot in zijn brief verweten dat de door verweerder opgestelde volmacht voor het namens klager opvragen van informatie niet door de bank van klager werd geaccepteerd. Klager heeft verweerder verzocht de declaratie te matigen en gevraagd hetzelfde uurtarief te hanteren als verweerder heeft gerekend aan de nicht van klager. 

2.7        Verweerder heeft klager bij brief van 28 april 2014 zijn verontschuldigingen aangeboden voor het feit dat de brief aan de belastingdienst later is verstuurd dan de bedoeling was. Hij heeft klager tevens meegedeeld dat zijn verwijt over het niet accepteren van de volmacht door de bank terecht was, maar dat dit te wijten was aan het feit dat de bank onlangs had besloten een eigen model volmacht te willen hanteren. Tot slot heeft verweerder ten aanzien van het verzoek van klager om hetzelfde uurtarief te hanteren als zijn nicht, klager bericht dat het tarief en de tijd die hij in aanmerking had genomen niet verschillen van die van zijn nicht.

2.8        Op 30 april 2014 heeft een kantoorgenote van verweerder per e-mail de aan de inspecteur van de belastingdienst te sturen brief ter goedkeuring aan klager gezonden. Verweerder heeft op 1 mei 2014 hierop geantwoord en opgemerkt dat de inspecteur in zijn brief aan verweerder een lijst had toegevoegd met vragen, die beantwoord dienden te worden. En dat  klager uit het aan hem toegestuurde concept niet kon opmaken, dat die vragen beantwoord zijn, mede omdat hij de bijlagen bij deze brief niet mee gezonden had gekregen. Klager heeft de kantoorgenote van verweerder op 5 mei 2014 gerappelleerd.

2.9        Verweerder heeft klager bij e-mail van 5 mei 2014 uitgelegd waarom hij niet alle vragen van de belastingdienst heeft beantwoord. Klager heeft hierop geantwoord dat hij dit standpunt begrijpt en heeft tevens aandacht gevraagd voor nog twee door hem gestelde vragen die nog onbeantwoord waren gebleven. Verweerder heeft hierop dezelfde dag geantwoord en meegedeeld de door klager verzochte bijlagen de volgende dag te zullen toezenden.

2.10        Verweerder heeft klager op 6 mei 2014 een declaratie gestuurd voor

€ 1.027,29 incl. BTW op basis van een totale tijdsbesteding door hem en zijn kantoorgenote van 2.92 uur en door hen respectievelijk gehanteerde  uurtarieven van € 450,- en € 180,- excl. BTW.

2.11        Klager heeft op 8 mei 2014 verweerder bij e-mail bericht dat twee van zijn drie vragen beantwoord zijn, maar dat hij de twee dagen geleden toegezegde stukken echter nog niet ontvangen had. De kantoorgenote van verweerder heeft deze stukken dezelfde dag per e-mail nagezonden. Klager heeft de ontvangst van deze stukken per e-mail van 8 mei 2014 bevestigd en gevraagd of deze stukken als bijlage werden gevoegd bij de brief aan de belastingdienst. Verweerder heeft dit per kerende e-mail aan klager bevestigd.

2.12        Klager heeft verweerder per e-mail van 12 mei 2014 meegedeeld:

 

(…)

 

“Ik zie af van uw dienstverlening op grond van klachten, die ik al eerder aan de orde heb gesteld en waarop ik geen bevredigende antwoorden heb gekregen.

 

Sluitstuk vormt voor mij uw reactie van 6 mei jl. als antwoord op mijn vraag waarom u meent de vragenlijst van de inspecteur der belastingdienst niet te hoeven beantwoorden

Mijn laatste hoop op herstel van vertrouwen is hiermee teniet gedaan.”

(…).   

“Op de nog uitstaande facturen kom ik binnen enkele dagen terug.”

 

(…)

2.13        Klager heeft bij brief van 24 mei 2014 tegen  de openstaande declaraties bezwaar gemaakt vanwege het gehanteerde uurtarief. Het uurtarief verschilde namelijk volgens klager van het bij zijn nicht in rekening gebrachte uurtarief van € 420,- excl. BTW. Tevens heeft klager bezwaar gemaakt tegen de op deze declaraties in rekening gebrachte tijdsbesteding van verweerder en zijn kantoorgenote van in totaal 5,84 en verzocht de declaraties te matigen tot een bedrag van € 580,80 incl. BTW.

2.14        Verweerder heeft klager bij brief van 2 juni 2014 twee creditnota’s toegezonden, waarbij de volgens de declaraties van 9 april en 6 mei 2014 in rekening gebrachte bedragen volledig zijn gecrediteerd en een slotdeclaratie werd gezonden voor een bedrag van € 573,54 incl. BTW op basis van een tijdsbesteding van 4:52 uur en een uurtarief van € 420,- excl. BTW voor verweerder en € 180,- excl. BTW voor zijn kantoorgenote.      .    

2.15        Bij brief van 14 december 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3        KLACHT

3.1        De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a)        bij de dienstverlening onbetrouwbaar en nalatig heeft gehandeld, en

b)        voor zijn werkzaamheden klager onjuiste en buitensporige hoge declaraties heeft gezonden.

 

 

 

 

 

 

4        BEOORDELING

De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

4.1        Uit hetgeen in de stukken en ter zitting naar voren is gekomen is niet komen vast te staan dat verweerder tekort zou zijn geschoten in zijn dienstverlening jegens klager. Verweerder heeft weliswaar later dan kennelijk de bedoeling was de aanmeldingsbrief aan de belastingdienst verzonden, maar daarvan kan niet worden gezegd dat verweerder daarmee tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Van het verstrijken van enige fatale termijn of enig door klager ondervonden nadeel is niet gebleken. Het verwijt dat verweerder de vragenlijst van de belastingdienst deels onbeantwoord heeft gelaten is evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar, gelet op de hiervoor door verweerder naar het oordeel van de raad gegeven plausibele verklaring. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.2        Met klachtonderdeel b) verwijt klager verweerder onjuiste en buitensporig hoge declaraties te hebben gezonden. Volgens vaste jurisprudentie heeft de tuchtrechter niet de bevoegdheid om declaratiegeschillen te beslechten. Hiervoor dienen andere wegen te worden bewandeld zoals de civiele, de geschillen- of de begrotingsprocedure. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren. Van dat laatste is hier blijkens het klachtdossier geen sprake. Het tarief noch het aantal gedeclareerde uren is in verhouding tot de blijkens het klachtdossier verrichte werkzaamheden kennelijk onredelijk, te minder nu verweerder de gehanteerde uurtarieven van in eerste instantie € 450,- voor hemzelf en € 275,- als medewerkerstarief had bevestigd in de opdrachtbevestiging, waartegen klager niet heeft geprotesteerd. Verweerder heeft voor zijn kantoorgenote een tarief gehanteerd van € 180,- excl. BTW en op verzoek van klager minder tijd in rekening gebracht en zijn uurtarief gematigd tot € 420,- excl. BTW. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

 

 

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-        verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. S. van Andel, A. de Groot, G. Kaaij, E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, bijgestaan door mr. H. Oomen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 augustus 2015.

 

Griffier        Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 4 augustus 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        klager 

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het   

                       arrondissement Amsterdam

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

 

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.         Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl