Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:10

Zaaknummer

L 58 - 2014

Inhoudsindicatie

Ondanks onwelvoeglijk taalgebruik grenzen van acceptabel professioneel gedrag niet overschreden. Belangenverstrengeling niet komen vast te staan, ook al treedt verweerder op voor de onderneming van een familierelatie (broer). Niet komen vast te staan dat verweerder gebruik maakt van informatie die onjuist was.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 12 januari 2015

in de zaak L58-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

 

gemachtigde:

 

 

tegen:

 

 

verweerder

       

    

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 12 maart 2014 met kenmerk DOK347, door de raad ontvangen op 12 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 november 2014. Verweerder is verschenen. Klagers gemachtigde heeft de raad bij brief d.d. 12 november 2014 bericht dat klager niet zou verschijnen en dat klager hem had verzocht om evenmin te verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     De brief van de deken d.d. 11 maart 2014 met bijlagen;

-     De nagekomen brief van klagers gemachtigde d.d. 12 november 2014.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder is de advocaat van de wederpartij van klager. Verweerder treedt op voor onderneming X, welke onderneming wordt gedreven door verweerders broer. Tussen onderneming X enerzijds en klager in privé alsook door klager gedreven ondernemingen anderzijds zijn diverse gerechtelijke procedures aanhangig (geweest).

2.2      Verweerders kantoorgenoot mr. Z heeft een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ingediend, welk verzoek op 3 juni 2013 door verweerder is bepleit. In het verzoekschrift was verweerder vermeld als een van de te horen getuigen.

2.3      Op 7 augustus 2013 heeft de toenmalige advocaat van klager verweerders cliënt aangeschreven en gesommeerd om het gebruik van het merk c.q. de handelsnaam van klager te staken en de door verweerders cliënte geregistreerde domeinnaam, waarin deze handelsnaam voorkwam, aan klager over te dragen. In de brief heeft klagers voormalige advocaat voorts gesteld dat verweerders cliënt de website, waarvan klagers handelsnaam in de domeinnaam voorkwam, had doorgelinkt naar andere websites, waaronder een pornosite, met het doel klagers imago te schaden.

2.4      Bij faxbericht d.d. 7 augustus 2013 heeft verweerder namens zijn cliënt op de sommaties gereageerd en medegedeeld dat zijn cliënt niet bereid was tot overdracht van de domeinnaam.

2.5      Klager heeft op of omstreeks 7 augustus 2013 op internet een persbericht geplaatst waarin werd gesteld dat verweerders cliënt met gebruikmaking van klagers merk een pornosite runt. Dit persbericht heeft klager vervolgens op zijn eigen website geplaatst en voorzien van commentaar.

2.6      Op 8 augustus 2013 heeft verweerder aan klagers toenmalige advocaat een faxbericht gestuurd, dat aanving met de volgende zin:

“Ik neem aan dat het onaneren van uw cliënten thans een hoogtepunt heeft bereikt. Immers, steeds meer en steeds weer plaatsen werknemers van uw cliënten onder zogenaamd eigen naam zogenaamd commentaar waarbij zij zich smadelijk uitlaten over mijn cliënten.”

2.7      In een tussen partijen aanhangige gerechtelijke procedure zijn e-mailberichten overgelegd van de heer Y, zijnde een voormalig werknemer van een van de ondernemingen van verweerders cliënt. De heer Y is thans werknemer van een van de ondernemingen van klager. In de gerechtelijke procedure is door klager gesteld dat verweerders cliënt de e-mailbox van de heer Z zou hebben gehackt.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.           onwelvoeglijk taalgebruik bezigt in correspondentie en in procedures;

2.           niet duidelijk maakt in welke hoedanigheid hij optreedt (partij of advocaat) en zich schuldig maakt aan belangenverstrengeling;

3.           onvoldoende afstand houdt bij het optreden voor zijn cliënt met wie hij een familierelatie heeft;

4.           onwaarheden en onjuiste beschuldigingen uit in procedures.

 

4          VERWEER

4.1     Klachtonderdeel 1

          Klager heeft verweerder cliënt aan de schandpaal genageld door op internet een persbericht te plaatsen, dit persbericht vervolgens op zijn eigen website te plaatsen en het bericht daarna te voorzien van allerlei commentaar. Klager heeft bewerkstelligd dat de suggestie werd gewekt dat derden dit commentaar hadden geplaatst, terwijl het commentaar door klager en zijn werknemers was geplaatst. Tegen deze achtergrond heeft verweerder het faxbericht d.d. 8 augustus 2013 geschreven waarin de handelwijze van klager is omschreven met gebruik in overdrachtelijke zin van het werkwoord van “onanie”, wat in die figuurlijke zin neerkomt op “zelfbevrediging/zelfbevlekking”. Verweerder had niet de bedoeling om zich grievend uit te laten.

4.2     Klachtonderdelen 2 en 3

          Verweerder is steeds duidelijk geweest over zijn primaire rol: namelijk die van advocaat. Het was en is klager en alle andere betrokken personen en altijd duidelijk en bekend geweest dat verweerder advocaat is. Hierover kan dan ook geen enkel misverstand bestaan.

4.3     Bij de procedures tegen klager is, naast verweerder, steeds tevens een kantoorgenoot van verweerder betrokken. Verweerder heeft geen belang bij de zaak. Evenmin is sprake van belangenverstrengeling. Het enkele feit dat verweerder de onderneming van zijn broer bijstaat (nota bene met meerdere advocaten vanuit zijn kantoor) maakt niet dat verweerder een eigen belang zou hebben in de afloop van de procedures, noch dat hij anders handelt dan gebruikelijk, noch dat hij onvoldoende afstand bewaart.

4.4     Verweerder is als getuige opgegeven omdat twee hoofdgetuigen waarmee klager nog steeds zaken doet aan verweerder hadden bevestigd dat er afspraken waren gemaakt maar dit niet schriftelijk wensten te verklaren. In overleg met kantoorgenoten en in het belang van verweerders cliënten is besloten om ook verweerder als getuige op te geven.

4.5     Klachtonderdeel 4

          Indien en voor zover er onjuiste beschuldigingen worden geuit en/of onwaarheden zouden worden verteld is de onderhavige procedure niet de aangewezen weg om daarover te debatteren. Het gaat om stellingen waarvoor over en weer een bewijsaanbod is gedaan en het geschil dient in de rechtszaal te worden beslecht.

 

5       BEOORDELING

5.1     Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het hof van discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

        5.4     Klachtonderdeel 1

                 Klager stelt dat verweerder onwelvoeglijk taalgebruik heeft gebezigd door in een brief aan zijn voormalige advocaat te schrijven: “Ik neem aan dat het onaneren van uw cliënten thans een hoogtepunt heeft bereikt.” De raad dient te beoordelen of de door verweerder gebezigde bewoordingen onnodig grievend zijn. 

        5.5     De raad stelt vast dat tussen klager en zijn ondernemingen enerzijds en verweerders cliënt en diens ondernemingen anderzijds de nodige gerechtelijke procedures aanhangig zijn geweest en dat het debat tussen partijen met grote heftigheid is gevoerd. De raad overweegt dat de in het kader van dit klachtonderdeel ter discussie gestelde bewoordingen door verweerder bepaald niet gelukkig gekozen zijn. Tegen de achtergrond van de gevoerde procedures en in de context van het ontstane debat, acht de raad de gebezigde bewoordingen echter niet van dien aard dat gezegd moet worden dat verweerder daarmee de grenzen van acceptabel professioneel gedrag heeft overschreden. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder de grenzen van de aan hem in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet overschreden. Het eerste onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

        5.6     Klachtonderdelen 2 en 3

                 Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 2 en 3 zal de raad deze gezamenlijk behandelen. Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerder niet of onvoldoende duidelijk heeft gemaakt in welke hoedanigheid hij optrad. De raad is voorts van oordeel dat het verweerder vrijstond om in deze, tezamen met zijn kantoorgenoot, als advocaat de belangen te behartigen van zijn broer en diens ondernemingen. Het is een advocaat niet verboden om in rechte de belangen van een familielid te behartigen. Hij dient er daarbij wel extra voor te waken dat hij voldoende distantie betracht en het geschil op een zakelijke wijze blijft beschouwen zonder de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij nodeloos te schaden. De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder de hierbij in acht te nemen grenzen heeft overschreden en dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid in gevaar zijn gekomen. De klachtonderdelen 2 en 3 zijn dan ook eveneens ongegrond.

        5.7     Klachtonderdeel 4

                 De raad is van oordeel dat klager onvoldoende heeft gesteld om aannemelijk te maken dat verweerder zich in de procedures heeft bediend van informatie waarvan hij wist of behoorde te weten dat die onjuist was. Zoals hiervoor overwogen dient de advocaat de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en mag hij in beginsel afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal. Dat de aan verweerder ter beschikking gestelde gegevens op onrechtmatige wijze zijn verkregen is niet komen vast te staan. Het stond verweerder derhalve vrij om die gegevens in de gerechtelijke procedure te overleggen. Ook het vierde onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

        5.8     De raad komt tot de slotsom dat de klacht in alle onderdelen ongegrond moet worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. R.G.A.M. Theunissen, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 januari 2015 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 januari 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klagers gemachtigde

-        verweerder

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder/verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager/klaagster

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl